Lezersrecensie
Voetbalnachtmerrie
‘Voetbaldroom’ werpt een licht op de giftige cultuur die heerst bij veel Nederlandse voetbalclubs. Als voormalig medewerker van een profvoetbalclub heb ik enorm veel respect voor de treffende manier waarop oud-voetballer Finn Berk zijn verhaal deelt. Samen met schrijver Jeroen Kleijne levert hij met dit boek een belangrijke bijdrage aan de discussie rondom de mentale gezondheid in de context van topsport. Daarnaast is het een verhaal over kwetsbaarheid en doorzettingsvermogen, de keerzijde van het leven aan de top, en het belang van familie. Het boek is weliswaar een soort memoire, maar vanwege de bizarre situaties die worden besproken en het vlotte verteltempo van de auteurs leest het weg als fictie.
Het eerste deel van het boek gaat vooral over de angstcultuur die heerst bij voetbalclub A-Z, waar Berk de jeugdopleiding doorloopt. Zo lezen we over jeugdspelers die doen alsof ze blessures hebben zodat ze de wrede trainers niet onder ogen hoeven te komen, terwijl anderen er vanwege de giftige situaties die ze meemaken voor kiezen om volledig te stoppen met de opleiding. Op pagina 69 legt de auteur uit dat de problematische cultuur op de club leidt tot een interne tweestrijd: “Het gevolg van dit alles is dat spelers eerder voor eigen succes gaan dan de bal spelen naar iemand die er beter voor staat. Individualisme wordt belangrijker dan saamhorigheid – terwijl voetbal toch een teamsport is […] Af en toe walg ik van mezelf. ik wil loyaal zijn aan de trainer, want zonder hem kan ik mijn doel niet bereiken. Maar ik wil ook solidair zijn met mijn voetbalvriendjes.”
Deze onderlinge tweestrijd komt ook aan bod in het tweede deel van het boek. Inmiddels is duidelijk dat voetbal geen plezier meer oplevert bij Finn. Hij heeft last van hyperventilatie en zijn benen worden zwaar zodra hij ook maar in de buurt komt van een sportcomplex. Wanneer hij voor zijn voetbalcarrière verhuist naar Duitsland heeft hij dusdanige heimwee dat hij ervoor kiest om veelvoudig te gaan daten, niet omdat hij op zoek is naar liefde maar simpelweg om minder eenzaam te zijn. In dit deel van het boek lezen we ook over andere problematische aspecten van de voetbalwereld, zoals de invloed van zaakwaarnemers in het betaald voetbal en racisme in de kleedkamer.
Het verhaal is geloofwaardig omdat Finn ook eerlijk is over zijn eigen aandeel in het in stand houden van de stereotypes in de voetballerij. We lezen over hoe hij concurrenten bewust vernedert en vechtpartijen aangaat met teamgenoten. Ook schrijft hij aan het einde van zijn boek dat hij steeds meer beseft dat hij geen flauw benul heeft hoe de wereld werkt en wat normaal gedrag is. In mijn ogen is de kracht van ‘Voetbaldroom’ dan ook de combinatie van kritiek op de onveilige cultuur die heerst binnen de voetbalwereld, en de treffende zelfreflectie over zijn eigen rol daarin. Ik vond het als lezer wel jammer dat het verhaal naar mijn idee had kunnen profiteren van betere redactie. Een voorbeeld hiervan is de zin “het huilen staat me nader dan het lachen”, welke door overmatig gebruik in het boek toch zijn kracht verliest.
In het laatste hoofdstuk komt impliciet naar boven hoe uniek dit kijkje in het leven van een profvoetballer is. Berk schrijft: “In de aanloop naar de verschijning van mijn boek heb ik van meerdere ploeggenoten bij AZ steunbetuigingen gekregen – al willen ze niet met naam en toenaam genoemd worden” (p. 200). Het lijkt mij veelzeggend dat deze spelers zich (nog) niet openlijk kritisch uit willen (of durven) spreken over de keiharde voetbalwereld. De manier waarop Finn Berk zijn verhaal vertelt is dapper, en dit boek verdient het om gelezen te worden door zo veel mogelijk mensen – zowel binnen als buiten (top)sportorganisaties.
Het eerste deel van het boek gaat vooral over de angstcultuur die heerst bij voetbalclub A-Z, waar Berk de jeugdopleiding doorloopt. Zo lezen we over jeugdspelers die doen alsof ze blessures hebben zodat ze de wrede trainers niet onder ogen hoeven te komen, terwijl anderen er vanwege de giftige situaties die ze meemaken voor kiezen om volledig te stoppen met de opleiding. Op pagina 69 legt de auteur uit dat de problematische cultuur op de club leidt tot een interne tweestrijd: “Het gevolg van dit alles is dat spelers eerder voor eigen succes gaan dan de bal spelen naar iemand die er beter voor staat. Individualisme wordt belangrijker dan saamhorigheid – terwijl voetbal toch een teamsport is […] Af en toe walg ik van mezelf. ik wil loyaal zijn aan de trainer, want zonder hem kan ik mijn doel niet bereiken. Maar ik wil ook solidair zijn met mijn voetbalvriendjes.”
Deze onderlinge tweestrijd komt ook aan bod in het tweede deel van het boek. Inmiddels is duidelijk dat voetbal geen plezier meer oplevert bij Finn. Hij heeft last van hyperventilatie en zijn benen worden zwaar zodra hij ook maar in de buurt komt van een sportcomplex. Wanneer hij voor zijn voetbalcarrière verhuist naar Duitsland heeft hij dusdanige heimwee dat hij ervoor kiest om veelvoudig te gaan daten, niet omdat hij op zoek is naar liefde maar simpelweg om minder eenzaam te zijn. In dit deel van het boek lezen we ook over andere problematische aspecten van de voetbalwereld, zoals de invloed van zaakwaarnemers in het betaald voetbal en racisme in de kleedkamer.
Het verhaal is geloofwaardig omdat Finn ook eerlijk is over zijn eigen aandeel in het in stand houden van de stereotypes in de voetballerij. We lezen over hoe hij concurrenten bewust vernedert en vechtpartijen aangaat met teamgenoten. Ook schrijft hij aan het einde van zijn boek dat hij steeds meer beseft dat hij geen flauw benul heeft hoe de wereld werkt en wat normaal gedrag is. In mijn ogen is de kracht van ‘Voetbaldroom’ dan ook de combinatie van kritiek op de onveilige cultuur die heerst binnen de voetbalwereld, en de treffende zelfreflectie over zijn eigen rol daarin. Ik vond het als lezer wel jammer dat het verhaal naar mijn idee had kunnen profiteren van betere redactie. Een voorbeeld hiervan is de zin “het huilen staat me nader dan het lachen”, welke door overmatig gebruik in het boek toch zijn kracht verliest.
In het laatste hoofdstuk komt impliciet naar boven hoe uniek dit kijkje in het leven van een profvoetballer is. Berk schrijft: “In de aanloop naar de verschijning van mijn boek heb ik van meerdere ploeggenoten bij AZ steunbetuigingen gekregen – al willen ze niet met naam en toenaam genoemd worden” (p. 200). Het lijkt mij veelzeggend dat deze spelers zich (nog) niet openlijk kritisch uit willen (of durven) spreken over de keiharde voetbalwereld. De manier waarop Finn Berk zijn verhaal vertelt is dapper, en dit boek verdient het om gelezen te worden door zo veel mogelijk mensen – zowel binnen als buiten (top)sportorganisaties.
1
Reageer op deze recensie