Lezersrecensie
De angst om er niet bij te horen
Job van Ballgooijen de Jong schreef met Morgen vertel ik alles een zeer zorgvuldige, goed onderbouwde reconstructie van zijn leven als schijnstudent. Hij heeft het boek opgedragen aan zijn vader en moeder, wat erg ontroerend is, na lezing van het boek. We leren Job kennen als peuter. Hij neemt ons vrij gedetailleerd en op een luchtige manier mee naar zijn jeugd in Bussum en naar zijn latere studententijd in Leiden. Het boek onthult in de proloog al het moment waarop hij aan zijn moeder moet vertellen dat hij niet studeert. Dat is aan de ene kant jammer, tegelijkertijd, weet je als bij het lezen van de achterflap dat dit moment er zal komen.
De eerste 180 bladzijden vertelt Job in vlot en makkelijk leesbaar taalgebruik over zijn jeugd, die afgezien van zijn zieke vader, ook onbezorgd was. Een jong gezin, wonend in wat makelaars zouden omschrijven als een karakteristieke tussenwoning in een lommerrijke laan in Bussum. Het boek geeft antwoord op de vraag hoe je leert liegen als mens. Job doet dit door tussen zijn eigen ervaringen door steeds uit te leggen aan de lezer hoe keuzes onbewust gemaakt worden in het hoofd van een opgroeiend kind en later adolescent. Deze uitleg onderschrijft hij met onderzoeksresultaten. ‘Als alles goed gaat, begint tijdens de ontwikkeling van een kind op een gegeven moment ook een kleine hoeveelheid moreel besef in te dalen. Kinderen krijgen begrip van goed en kwaad en ze leren wanneer ze voordeel kunnen behalen uit liegen en wanneer niet’.
Hij vertelt hoe hij erachter komt dat hij ‘anders’ is als hij acht is. (“Dat het raar was dat ik alleen maar vriendinnetjes had en geen vriendjes en ik las in de pauze liever een boek dan dat ik ging voetballen”.) Dat hij er niet bij hoorde. En daaruit de conclusie trekt: voor een jong kind is er weinig gevaarlijker of bedreigender dan dat. Dit blijkt de rode draad in zijn verdere leven: de angst om er niet bij te horen. En het maskeren van het ‘anders’ zijn. Hij staat hier uitgebreid bij stil omdat hij wil laten zien dat liegen niet op zichzelf staat, dat het ergens vandaan komt.
Dit is geen boek over bewust, systematisch liegen of bedriegen. Het boek gaat over deze al jong ontwikkelde angst bij Job (en misschien wel bij velen van ons) om er niet bij te horen. Deze angst is zo sterk bij Job dat hij er alles aan doet om overal bij te zijn of in ieder geval door op iedere afspraak ‘ja’ te zeggen. Ook al moet hij die dan weer afzeggen. Dubbele eetdates (eentje om half 6 en eentje om 8 uur), zijn zieke vader als excuus gebruiken, how low can you go? En juist al dat eerlijke opbiechten maakt het boek openhartig en kwetsbaar en daardoor ook stoer en gedurfd. Je krijgt geen medelijden met Job, maar wel medeleven, juist omdat hij probeert te achterhalen waarom hij dit heeft gedaan, zonder, dit te willen goedpraten voor zichzelf of zijn omgeving de schuld te geven.
Wat begint als leugentjes om bestwil eindigt in een web van verschillende studies waarover hij steeds moet verzinnen (en liegen) hoe de studie is, hoe de docenten zijn en tentamenschema’s uit zijn hoofd moet leren. Op een gegeven moment vinden we hem in de trein naar Vlissingen terwijl hij een tentamen moet maken. Zo weet hij zeker dat hij niemand tegenkomt en dood hij tegelijkertijd de tijd.
Hoe vormen externe factoren als opvoeding, onderwijs (je strenge juf in groep 5), je geaardheid en een zieke vader je? En hoe draagt dit bij aan de latere keuze om te gaan liegen over je studieresultaten? Hoe heeft het zover kunnen komen? Van Ballegooijen beschrijft dit helder en nauwkeurig, zonder -en dat is het mooie- bij iemand de schuld neer te leggen.
De eerste 180 bladzijden vertelt Job in vlot en makkelijk leesbaar taalgebruik over zijn jeugd, die afgezien van zijn zieke vader, ook onbezorgd was. Een jong gezin, wonend in wat makelaars zouden omschrijven als een karakteristieke tussenwoning in een lommerrijke laan in Bussum. Het boek geeft antwoord op de vraag hoe je leert liegen als mens. Job doet dit door tussen zijn eigen ervaringen door steeds uit te leggen aan de lezer hoe keuzes onbewust gemaakt worden in het hoofd van een opgroeiend kind en later adolescent. Deze uitleg onderschrijft hij met onderzoeksresultaten. ‘Als alles goed gaat, begint tijdens de ontwikkeling van een kind op een gegeven moment ook een kleine hoeveelheid moreel besef in te dalen. Kinderen krijgen begrip van goed en kwaad en ze leren wanneer ze voordeel kunnen behalen uit liegen en wanneer niet’.
Hij vertelt hoe hij erachter komt dat hij ‘anders’ is als hij acht is. (“Dat het raar was dat ik alleen maar vriendinnetjes had en geen vriendjes en ik las in de pauze liever een boek dan dat ik ging voetballen”.) Dat hij er niet bij hoorde. En daaruit de conclusie trekt: voor een jong kind is er weinig gevaarlijker of bedreigender dan dat. Dit blijkt de rode draad in zijn verdere leven: de angst om er niet bij te horen. En het maskeren van het ‘anders’ zijn. Hij staat hier uitgebreid bij stil omdat hij wil laten zien dat liegen niet op zichzelf staat, dat het ergens vandaan komt.
Dit is geen boek over bewust, systematisch liegen of bedriegen. Het boek gaat over deze al jong ontwikkelde angst bij Job (en misschien wel bij velen van ons) om er niet bij te horen. Deze angst is zo sterk bij Job dat hij er alles aan doet om overal bij te zijn of in ieder geval door op iedere afspraak ‘ja’ te zeggen. Ook al moet hij die dan weer afzeggen. Dubbele eetdates (eentje om half 6 en eentje om 8 uur), zijn zieke vader als excuus gebruiken, how low can you go? En juist al dat eerlijke opbiechten maakt het boek openhartig en kwetsbaar en daardoor ook stoer en gedurfd. Je krijgt geen medelijden met Job, maar wel medeleven, juist omdat hij probeert te achterhalen waarom hij dit heeft gedaan, zonder, dit te willen goedpraten voor zichzelf of zijn omgeving de schuld te geven.
Wat begint als leugentjes om bestwil eindigt in een web van verschillende studies waarover hij steeds moet verzinnen (en liegen) hoe de studie is, hoe de docenten zijn en tentamenschema’s uit zijn hoofd moet leren. Op een gegeven moment vinden we hem in de trein naar Vlissingen terwijl hij een tentamen moet maken. Zo weet hij zeker dat hij niemand tegenkomt en dood hij tegelijkertijd de tijd.
Hoe vormen externe factoren als opvoeding, onderwijs (je strenge juf in groep 5), je geaardheid en een zieke vader je? En hoe draagt dit bij aan de latere keuze om te gaan liegen over je studieresultaten? Hoe heeft het zover kunnen komen? Van Ballegooijen beschrijft dit helder en nauwkeurig, zonder -en dat is het mooie- bij iemand de schuld neer te leggen.
2
Reageer op deze recensie