Lezersrecensie
Dystopisch realisme?
Nadat ik het boek van Hiroko Oyamada had uitgelezen moest ik het echt een aantal dagen laten bezinken. Wat heb ik nou eigenlijk gelezen? Waar ging het over, wat wilde de schrijfster vertellen? En eerlijk? Ik weet het nog niet.
Of is dát juist de bedoeling van het verhaal? Is het verhaal net zo doelloos als het leven van de hoofdpersonen?
De Fabriek begint met een sollicitatiegesprek. Hiermee wordt de eerste hoofdpersoon opgevoerd: Yoshiko Ushiyama. Ze heeft de universiteit afgerond en wil graag werken bij De Fabriek. De baan die ze krijgt is niet de baan waarop ze solliciteerde, maar ze neemt hem in dankbaarheid aan. Yoshiko wordt papierversnipperaar. Dan heb je nog Furufue, een mosexpert die bij de universiteit weggehaald wordt om voor de vergroening van de daken van De Fabriek te gaan zorgen én Ushiyama, die eigenlijk computerexpert is en nu proefdrukken moet gaan corrigeren. Alledrie krijgen ze een baan die niet aansluit bij hun opleiding, alle drie de banen blijken uiteindelijk een onduidelijk doel te hebben en bij alledrie sluipt al snel de verveling het werk binnen. Hun werk lijkt doelloos, ook omdat in het hele verhaal niet duidelijk wordt wat er nou eigenlijk gemaakt wordt in De Fabriek. Toch werken ze verder, passen zich aan. Ze zijn dankbaar dat ze werk hebben en De Fabriek staat als werkgever goed aangeschreven.
Die doelloosheid van het werk werkt vervreemdend en dit effect wordt nog versterkt door de structuur van de tekst. Oyamada maakt geen gebruikt van hoofdstukaanduidingen of persoonsaanduidingen, terwijl er wel regelmatig van perspectief gewisseld wordt. Omdat de personages ook vanuit de ik-persoon hun verhaal vertellen merk je soms pas na een aantal zinnen dat het perspectief gewisseld is. En dan lijkt het verhaal rustig voort te kabbelen, maar blijkt opeens dat er vijftien jaar verstreken zijn.
Naast de hoofdpersonen is er een vrij grote rol weggelegd voor de dieren op het fabrieksterrein. Dieren die lijken op bekende dieren, maar toch wel echt hun eigenaardigheden hebben. Vogels die nauwelijks vliegen, knaagdieren die enorm groot worden en hagedissen die leven van het pluis in de stomerij. De dieren lijken nergens anders op die manier voor te komen als bij De Fabriek. Ze hebben zich, net als het personeel helemaal aangepast aan de situatie. En dan heb je ook nog Boskabouter Broektrekker!?
Tijdens het lezen heb ik me regelmatig afgevraagd of dit boek beter begrepen wordt door mensen binnen de Japanse cultuur. Miste ik verwijzingen? Ik weet het nog steeds niet. Toch heeft het boek me van A tot Z geboeid. De manier waarop de doelloosheid beschreven wordt is beklemmend en pakkend.
Of is dát juist de bedoeling van het verhaal? Is het verhaal net zo doelloos als het leven van de hoofdpersonen?
De Fabriek begint met een sollicitatiegesprek. Hiermee wordt de eerste hoofdpersoon opgevoerd: Yoshiko Ushiyama. Ze heeft de universiteit afgerond en wil graag werken bij De Fabriek. De baan die ze krijgt is niet de baan waarop ze solliciteerde, maar ze neemt hem in dankbaarheid aan. Yoshiko wordt papierversnipperaar. Dan heb je nog Furufue, een mosexpert die bij de universiteit weggehaald wordt om voor de vergroening van de daken van De Fabriek te gaan zorgen én Ushiyama, die eigenlijk computerexpert is en nu proefdrukken moet gaan corrigeren. Alledrie krijgen ze een baan die niet aansluit bij hun opleiding, alle drie de banen blijken uiteindelijk een onduidelijk doel te hebben en bij alledrie sluipt al snel de verveling het werk binnen. Hun werk lijkt doelloos, ook omdat in het hele verhaal niet duidelijk wordt wat er nou eigenlijk gemaakt wordt in De Fabriek. Toch werken ze verder, passen zich aan. Ze zijn dankbaar dat ze werk hebben en De Fabriek staat als werkgever goed aangeschreven.
Die doelloosheid van het werk werkt vervreemdend en dit effect wordt nog versterkt door de structuur van de tekst. Oyamada maakt geen gebruikt van hoofdstukaanduidingen of persoonsaanduidingen, terwijl er wel regelmatig van perspectief gewisseld wordt. Omdat de personages ook vanuit de ik-persoon hun verhaal vertellen merk je soms pas na een aantal zinnen dat het perspectief gewisseld is. En dan lijkt het verhaal rustig voort te kabbelen, maar blijkt opeens dat er vijftien jaar verstreken zijn.
Naast de hoofdpersonen is er een vrij grote rol weggelegd voor de dieren op het fabrieksterrein. Dieren die lijken op bekende dieren, maar toch wel echt hun eigenaardigheden hebben. Vogels die nauwelijks vliegen, knaagdieren die enorm groot worden en hagedissen die leven van het pluis in de stomerij. De dieren lijken nergens anders op die manier voor te komen als bij De Fabriek. Ze hebben zich, net als het personeel helemaal aangepast aan de situatie. En dan heb je ook nog Boskabouter Broektrekker!?
Tijdens het lezen heb ik me regelmatig afgevraagd of dit boek beter begrepen wordt door mensen binnen de Japanse cultuur. Miste ik verwijzingen? Ik weet het nog steeds niet. Toch heeft het boek me van A tot Z geboeid. De manier waarop de doelloosheid beschreven wordt is beklemmend en pakkend.
1
Reageer op deze recensie