Poëtisch en meanderend verhaal grijpt lezer bij de strot
Augustus is een meisje dat probeert de wereld te begrijpen aan de hand van De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Dit is het boek waar haar vader vaak uit citeerde, voor hij vertrok om zichzelf te zoeken. Het is eind tachtiger jaren en de krant staat vol verhalen over boekverbrandingen en fatwa’s waarin Rushdie ter dood veroordeeld wordt. Een jongen bij Augustus in de klas zegt dat hij het boek zal verbranden als ze het meeneemt. Toch besluit ze een boekbespreking over De Duivelsverzen te geven.
Augustus’ vader heeft het gezin verlaten en stuurt haar cassettebandjes met gesproken brieven over kunst en de zin van het leven. Ze worden weerspiegeld in de verhalen over haar dagelijks leven. Augustus leeft in haar hoofd, fantaseert, bedenkt verhalen en denkt constant na over wat mensen denken en zeggen en hoe die twee zich verhouden. Ook als ze de brieven beluistert, of met haar vriendin Vita richting anorexia afzakt.
Maria Barnas (1973) is dichteres en dat is in haar taal terug te horen. Ze wisselt meanderende zinnen af met staccato teksten, beschouwingen over kunst met puberconversaties. Dit maakt Altijd Augustus een genot om te lezen.
"Ik dacht dat het mijn idee was om De Duivelsverzen te gaan lezen omdat ik op tv had gezien dat mannen in lange gewaden het boek aan het verbranden waren en ik er niet van kon slapen en mijn moeder het er niet over wilde hebben omdat ze denkt dat je de ergste dingen moet negeren, dat je ze geen ruimte moet geven omdat je angsten anders een lichaam krijgen, met meerdere koppen en voordat je het weet word je beheerst door je eigen angsten, vullen ze het huis en word je buitengesloten en sta je door een raam naar binnen te kijken hoe de angsten het zich gemakkelijk maken. Maar misschien kwam ik op het idee door mijn vader, die vaak voorbeelden noemt uit het boek, zoals de transformaties die de personages doormaken."
Het is prachtig, maar is het de taal van Augustus? Dat is het enige minpunt aan deze roman. Af en toe lijkt Augustus te verdwijnen en komt de schrijfster te veel naar voren. Het taalgebruik van de interne monoloog past vaak gewoon niet bij een zo jong meisje. “Het huis van Vita, de mooie villa aan de Eeuwigelaan, verkruimelde van een oude eenzaamheid en een stil soort wanhoop.” Dit is een poëtische omschrijving van een volwassen gedachte. Tegelijk beeldt Augustus zich in dat Salman Rushdie zich in de schuur achterin de tuin schuilhoudt. Dagelijks brengt ze hem eten. Het is onduidelijk of ze dit zelf opeet, of er een zwerver zit, of dat er iets anders aan de hand is. Een los eindje in het verhaal, poëtisch mooi, maar onduidelijk.
Augustus’ moeder en zus gaan op hun eigen manier om met de vertrokken vader. Moeder wil er niets over horen en verplaatst de meubelen in huis. Zus Willemijn is het huis uit en bemoeit zich nergens mee. En als ze dat wel doet is het om te constateren dat Augustus geen vriendinnen heeft en dat dat niet normaal is. Is het normaal? Augustus lijkt een vreemd meisje, dat half in haar fantasiewereld leeft als een klein kind en een half hoogbegaafde puber is. Haar grip op de werkelijkheid lijkt te verkruimelen, tot ze aan het eind van het boek haar spreekbeurt houdt met als ondertitel ‘Hoe Augustus Antenne een huis werd’.
Een mooi verhaal dat in alle facetten de verwarring weergeeft van een meisje wiens wereld op drift is en waarbij de lezer achterblijft met een onbestemd gevoel. Wat is er nu werkelijk met Augustus gebeurd?
Reageer op deze recensie