Het tijdloze hier en nu van moederliefde voor een ziek kind
In Charlotte vertelt Pia de Jong (1961) het verhaal van het eerste levensjaar van haar dochter. Vlak na de geboorte blijkt deze een zeer zeldzame, ernstige vorm van leukemie te hebben. Ze heeft blauwe plekjes op haar huid. "Als blauwe steentjes liggen ze over haar lichaam verspreid. Neergestrooid door een boze fee met slechte bedoelingen." Het zijn de tumoren waar de baby vol mee zit. Chemotherapie is gevaarlijk voor pasgeboren kinderen en de verwachting is dat Charlotte met of zonder behandeling snel zal sterven. De Jong en haar man, Robbert Dijkgraaf, besluiten haar niet te laten behandelen. Ze nemen haar mee naar huis, naar hun burcht in een Amsterdamse hoerensteeg. In dit huis wachten ze af op wat komen gaat.
Charlotte is een bijzondere roman, die laat voelen hoe de liefde voor je kind de wereld kan laten krimpen. Hoe je gaat leven in het hier en nu, van dag tot dag, proberend vast te houden wat je hebt terwijl je niet vooruit wil denken aan wat onherroepelijk gaat komen. "Bij haar halfopen mond ruik ik haar adem. Als een verslaafde lijmsnuiver inhaleer ik haar geur. Ik probeer er woorden voor te vinden. Zoet, rond, lauw. Ik wil niet vergeten dat haar adem op deze dag zoet, rond, lauw ruikt. Zo wil ik hem bewaren. Voor later." Het zijn deze beschrijvingen die de roman dragen. De hoofdpersoon kan niet verder meer kijken dan wat zich direct in haar omgeving bevindt, daar waar ze haar baby bij zich draagt. Als lezer word je hierin meegenomen. De Jong omschrijft niet wat ze voelt, of wat het met haar doet. Ze omschrijft wat ze ziet, wat ze doet en in dit getoonde voel je dat de kern van haar leven verschoven is van buiten naar binnen, van toekomstverwachting en streven naar het nu en het eenvoudige zijn.
Hoewel het verhaal gaat over Charlotte komt zij pas na een tijdje in beeld. De roman komt slechts langzaam op gang. Eerst wordt het grachtenpand betrokken, de burcht waar het gezin zich later in zal verschansen. De buurt wordt beschreven, het hoertje in het steegje, de geboorte van de twee zoontjes, de half verwarde buurman, de hoerenlopers, de muziek die door de muren klinkt. Deze personages zijn de hele roman door aanwezig, maar ze blijven nogal plat. Het verhaal draait om moeder en kind, voor andere karakters, zelfs voor de vader, is weinig psychologische diepgang of ruimte gereserveerd. En dan is er ook nog Sammy. Een Amerikaanse jongen die dezelfde vorm van leukemie had maar er van is genezen. Meer dan een paar pagina’s op een website van zijn grootmoeder zijn het niet, maar De Jong klampt zich aan zijn verhaal vast. Sammy wordt een vaste bezoeker in haar gedachten en ze houdt hele gesprekken met hem, tot hij als een soort geest in haar leven opduikt. Dat geeft de roman iets onevenwichtigs en doet af aan het indringende en poëtisch geschreven verhaal van Charlotte zelf.
De Jong schreef eerder twee romans, Dieptevrees en Lange dagen, en heeft een column in het NRC over haar leven in Princeton, het Amerikaanse universiteitsstadje waar ze met haar man woont. In eerdere interviews heeft ze al eens verteld dat ze een roman had geschreven over het jaar na de geboorte van haar dochter, maar dat ze die nog niet wilde uitgeven. Te persoonlijk voor haar kind. Nu, achttien jaar later, ligt de roman er alsnog en zuigt de lezer mee in de tijdloosheid van de moederliefde.
Reageer op deze recensie