Lezersrecensie
Je moet het leven niet willen sturen
De weduwe van de kolonie - Marja Visscher
.
Na de Franse overheersing werd Nederland als arme ‘natie’ achtergelaten. Veel ouders konden hun kinderen niet voeden, verzorgen. De weeshuizen zaten vol. (Amsterdam had 3600 wezen!)
Ook onze hoofdpersoon Kaatje is als wees opgegroeid. Haar moeder stierf in het kraambed en vader overleefde de cholera niet. Zij heeft gelukkig haar ouders nog wel gekend.
Haar vriend Nelis is als vondeling voor het weeshuis gelegd.
Jongens en meisjes worden in de weeshuizen streng gescheiden, toch spreken Nelis en Kaatje elkaar op de speelplaats. Ze zijn de strenge regels ‘zat’ en bedenken een ontsnappingsplan. Ze willen eruit, ze willen vrijheid!
Het valt niet mee: bedelen, dakloos zijn. Al gauw blijkt dat Kaatje de sterkste van de twee is. Zij moet haar rug recht houden, want Nelis is ziekelijk. De omstandigheden waarin ze verkeren zijn zwaar.
Het verhaal is duidelijk gesitueerd wat betreft plaats, tijd en omstandigheden.
Zelfs de weersomstandigheden aan het begin van het verhaal worden beschreven op de ‘trieste’ herfstdag. Het drukt een sombere stempel op het begin van het verhaal over/van Asschen Kaatje.
Somber is Kaatje allerminst. Zij is een sterke vrouw, heeft een opgewekt karakter. Wellicht is ze wat naïef, daarentegen zeer levenslustig.
Kaatje ontmoet Gerrit de asman, zij mag hem helpen en in het begin ook in de stal van het paard slapen. Hij zorgt voor een kelderwoning, dan heeft ze een postadres. Een kelder zonder enige voorzieningen, geen vuurplaats, geen water, geen ‘gemak’. In die tijd is er geen sprake van armenzorg, laat staan van sociale voorzieningen. Zij leeft onder erbarmelijke omstandigheden, ze heeft geen geld om zich te verzorgen of zich te wassen.
“… in haar wenkbrauwen heeft zich een dikke askorst gevormd, die als een luifeltje boven haar wimpers hangt… haar gezicht stemt in grauwheid overeen met haar handen en armen… haar garderobe bestaat uit lompen en lappen, die aan haar stokje met de spijker aan het eind van de dag tussen het vuil vandaan trekt…”(p.8)
Kaatje helpt Gerrit dagelijks met het ophalen van de as in de wijk De Boompjes. Het dagritme van Nelis bestaat uit het gaan naar de kroeg. Hij is zwaar verslaafd, vermagerd, zijn gezondheid gaat er niet op vooruit.
In die tijd richt Johannes van den Bosch “De koloniën van Weldadigheid” op. Hij wil de toenemende armoede (met daarbij het zedelijk verval) een halt toeroepen. Hij begint een proefkolonie. Wie het geluk heeft er te komen, krijgt:
“… een ingericht huis met een tuinen in de schuur gereedschap en een koe, kleding, werk en scholing voor de kinderen…” (p.11)
Het lijkt Kaatje geweldig, Nelis is minder enthousiast.
“… als er een kroeg wordt gebouwd, maak je me er maar voor wakker…”(p.12)
Ze krijgen niet een uitnodiging, maar een dwangbevel!
Gerrit is minder enthousiast, hij denkt dat ze in de strafkolonie Veenhuizen terecht zullen komen.
Ze vertrekken per boot. Een tocht die Nelis niet overleeft. Kaatje moet alleen verder.
De stijl van schrijven is vlot, het stimuleert tot doorlezen. Het leven van Kaatje verloopt als een achtbaan, het kent diepe dalen, steeds krabbelt ze er weer bovenop. Ze maakt er wat van in de kolonie waar ze een huisje krijgt, op voorspraak van de officier Bernard Molenaar. Ze leert er een huishouden te runnen, leert van buurvrouw Janna hoe ze moet verstellen en naaien. Ze leert zichzelf met de schoolspullen van de kinderen van Janna lezen en schrijven. Ze kan Gerrit in Rotterdam vertellen hoe het met haar gaat. Ze is supertrots op zichzelf.
Haar problemen deelt ze soms met Janna, maar de moeilijkheden met de bestedeling Leendert deelt ze niet. Is dat verstandig? Kan ze die problemen zelf oplossen? Haar intuïtie wint het, het voelt niet goed om wie dan ook in te schakelen.
In haar veel bewogen leven is nog lang geen rust. In het leven in de kolonie te Wilhelminaoord is alles aan zeer strikte regels gebonden. Hier en daar in de tekst komt haar twijfel naar voren. Kleine minieme aanwijzingen in de tekst die je als lezer goed moet lezen.
Haar ultieme doel is om Gerrit te bezoeken en te laten zien dat ze het goed maakt, verzorgd en ‘mooi’ is. En ze wil het graf van Nelis bezoeken.
Kaatje heeft een lange weg te gaan. Een levenspad dat leest als een avonturenroman. De verhaallijn is verrassend en zet je wellicht op het verkeerde been.
Een heerlijk vlot lezend boek , geïnspireerd door de historie. De auteur heeft veel research gedaan voor deze roman.
Wil je het boek op een andere manier ervaren, dan raad ik je aan naar het Museum De Proefkolonie in Frederiksoord te gaan. Daar gaat dit boek d.m.v. film, video, animatie, geluid, voorwerpen uit die tijd helemaal voor je leven.
Boek én museum
een echte aanrader!
.
Na de Franse overheersing werd Nederland als arme ‘natie’ achtergelaten. Veel ouders konden hun kinderen niet voeden, verzorgen. De weeshuizen zaten vol. (Amsterdam had 3600 wezen!)
Ook onze hoofdpersoon Kaatje is als wees opgegroeid. Haar moeder stierf in het kraambed en vader overleefde de cholera niet. Zij heeft gelukkig haar ouders nog wel gekend.
Haar vriend Nelis is als vondeling voor het weeshuis gelegd.
Jongens en meisjes worden in de weeshuizen streng gescheiden, toch spreken Nelis en Kaatje elkaar op de speelplaats. Ze zijn de strenge regels ‘zat’ en bedenken een ontsnappingsplan. Ze willen eruit, ze willen vrijheid!
Het valt niet mee: bedelen, dakloos zijn. Al gauw blijkt dat Kaatje de sterkste van de twee is. Zij moet haar rug recht houden, want Nelis is ziekelijk. De omstandigheden waarin ze verkeren zijn zwaar.
Het verhaal is duidelijk gesitueerd wat betreft plaats, tijd en omstandigheden.
Zelfs de weersomstandigheden aan het begin van het verhaal worden beschreven op de ‘trieste’ herfstdag. Het drukt een sombere stempel op het begin van het verhaal over/van Asschen Kaatje.
Somber is Kaatje allerminst. Zij is een sterke vrouw, heeft een opgewekt karakter. Wellicht is ze wat naïef, daarentegen zeer levenslustig.
Kaatje ontmoet Gerrit de asman, zij mag hem helpen en in het begin ook in de stal van het paard slapen. Hij zorgt voor een kelderwoning, dan heeft ze een postadres. Een kelder zonder enige voorzieningen, geen vuurplaats, geen water, geen ‘gemak’. In die tijd is er geen sprake van armenzorg, laat staan van sociale voorzieningen. Zij leeft onder erbarmelijke omstandigheden, ze heeft geen geld om zich te verzorgen of zich te wassen.
“… in haar wenkbrauwen heeft zich een dikke askorst gevormd, die als een luifeltje boven haar wimpers hangt… haar gezicht stemt in grauwheid overeen met haar handen en armen… haar garderobe bestaat uit lompen en lappen, die aan haar stokje met de spijker aan het eind van de dag tussen het vuil vandaan trekt…”(p.8)
Kaatje helpt Gerrit dagelijks met het ophalen van de as in de wijk De Boompjes. Het dagritme van Nelis bestaat uit het gaan naar de kroeg. Hij is zwaar verslaafd, vermagerd, zijn gezondheid gaat er niet op vooruit.
In die tijd richt Johannes van den Bosch “De koloniën van Weldadigheid” op. Hij wil de toenemende armoede (met daarbij het zedelijk verval) een halt toeroepen. Hij begint een proefkolonie. Wie het geluk heeft er te komen, krijgt:
“… een ingericht huis met een tuinen in de schuur gereedschap en een koe, kleding, werk en scholing voor de kinderen…” (p.11)
Het lijkt Kaatje geweldig, Nelis is minder enthousiast.
“… als er een kroeg wordt gebouwd, maak je me er maar voor wakker…”(p.12)
Ze krijgen niet een uitnodiging, maar een dwangbevel!
Gerrit is minder enthousiast, hij denkt dat ze in de strafkolonie Veenhuizen terecht zullen komen.
Ze vertrekken per boot. Een tocht die Nelis niet overleeft. Kaatje moet alleen verder.
De stijl van schrijven is vlot, het stimuleert tot doorlezen. Het leven van Kaatje verloopt als een achtbaan, het kent diepe dalen, steeds krabbelt ze er weer bovenop. Ze maakt er wat van in de kolonie waar ze een huisje krijgt, op voorspraak van de officier Bernard Molenaar. Ze leert er een huishouden te runnen, leert van buurvrouw Janna hoe ze moet verstellen en naaien. Ze leert zichzelf met de schoolspullen van de kinderen van Janna lezen en schrijven. Ze kan Gerrit in Rotterdam vertellen hoe het met haar gaat. Ze is supertrots op zichzelf.
Haar problemen deelt ze soms met Janna, maar de moeilijkheden met de bestedeling Leendert deelt ze niet. Is dat verstandig? Kan ze die problemen zelf oplossen? Haar intuïtie wint het, het voelt niet goed om wie dan ook in te schakelen.
In haar veel bewogen leven is nog lang geen rust. In het leven in de kolonie te Wilhelminaoord is alles aan zeer strikte regels gebonden. Hier en daar in de tekst komt haar twijfel naar voren. Kleine minieme aanwijzingen in de tekst die je als lezer goed moet lezen.
Haar ultieme doel is om Gerrit te bezoeken en te laten zien dat ze het goed maakt, verzorgd en ‘mooi’ is. En ze wil het graf van Nelis bezoeken.
Kaatje heeft een lange weg te gaan. Een levenspad dat leest als een avonturenroman. De verhaallijn is verrassend en zet je wellicht op het verkeerde been.
Een heerlijk vlot lezend boek , geïnspireerd door de historie. De auteur heeft veel research gedaan voor deze roman.
Wil je het boek op een andere manier ervaren, dan raad ik je aan naar het Museum De Proefkolonie in Frederiksoord te gaan. Daar gaat dit boek d.m.v. film, video, animatie, geluid, voorwerpen uit die tijd helemaal voor je leven.
Boek én museum
een echte aanrader!
1
Reageer op deze recensie