Lezersrecensie
Op de breuklijnen van proza en poëzie ontstaan pareltjes.
Veerman - Dietske Geerlings
Op de breuklijnen van proza en poëzie ontstaan pareltjes.
De romans en novelles van Dietske Geerlings weten mij altijd te boeien. Haar nieuwste roman Veerman maakt het weer waar. Haar novelles stimuleren me tot ‘verstild’ lezen, tot close slow reading.
In deze roman staan familierelaties centraal, maar omdat het steeds wordt verteld vanuit het ik-perspectief, heb je niet direct in de gaten wie er spreekt, vanuit welk perspectief je het verhaal leest. De relaties worden bijna cryptisch weergegeven. Dat betekent dat je al lezend denkt: door wiens, wier ogen kijk ik.
Waar is het patroon dat ik moet volgen?
In de proloog vertelt het ik-personage dat ze de ‘fair isle’- breisteek van haar moeder leerde. Een moeilijke techniek waarbij de steken vernuftig in elkaar gedraaid worden tot ingewikkelde patronen en vormen.
Deze roman lijkt die techniek te volgen. De verhaallijnen gaan, zoals de steken, om elkaar draaien. Ze zijn niet altijd duidelijk, zoals bij het breien het patroon niet meteen te zien is. Maar als het patroon ontspoort, moet het worden uitgehaald… als je de relaties niet door hebt bij het lezen, ga terug, overdenk wat je hebt gelezen tot het patroon weer helder is.
“… Jij draagt mijn vestje, mama’s vestje, jouw vestje… jij draagt de kleine ontsporingen die er door mij zijn ingeslopen mijn kleine lieveling, je draagt ze met verve, je draagt ze hartstochtelijk…” (p.12)
Fie, de hoofdpersoon is op zoek naar haar roots. Waar is zij door gevormd? Heeft zij de aard van haar moeder? Waar werd haar moeder door gevormd?
Mijn moeder ‘mijn eenzame Mamarots’. Heeft het eiland, waar zij woonde, haar ‘uitgebeend en hard’ gemaakt?
Antwoorden wil Fie zoeken op het Schotse eiland waar haar moeder opgroeide. Zeker nadat ze de sleutel van haar overleden moeder heeft gevonden. De sleutel van haar kasteel op haar eiland.
“…toen ik de sleutel vond voelde ik een leegte diep van binnen, een uitsparing in die overvolle ruimte van mijn gedachten en gevoelens… een kier waar ik door heen kan gluren, maar ik kan er niet echt bij… kan ik met die sleutel de verborgen ruimte openen…”(p.16)
Veerman, wil je me naar het eiland van Ferelith, mijn moeder, brengen? De veerman Abbalach weet, ziet direct wie er voor hem staat. Hij is te oud en te slecht ter been, Callum brengt haar. “Kom je voor de doden of voor jezelf?” Fie vraagt of dat wat uitmaakt voor de prijs?
De Griekse God van de Dood was ‘veerman’ die overledenen naar de wereld van de doden bracht. Waar wil Fie naar toe, wil ze naar haar ‘dode’ moeder?
Fie heeft geen enkele kennis over het eiland van haar moeder, over namen of het verleden van haar ouders… Hoe moet zij die puzzel oplossen? Hoe moet zij dit water van ‘niet-weten’ oversteken?
Tijdens de flashbacks worden brokjes informatie terloops vermeld. Per perspectief wisseling vlechten heden en verleden zich door elkaar, geven kleine deeltjes van het patroon weer, vormen zo een fair isle-patroon.
“… ik ben afgedwaald in de ruige archipel van mijn onderbewustzijn, waar ik het verleden van mijn voorouders kan betreden…”(p.39)
Fie zit op het verkeerde eiland, de sleutel past niet. dan begint ze te filosoferen.
”… Ik ben mijn moeder in het diepst van mijn cellen,
ik ben mijn vader die ik nooit gevonden heb
ik ben mijn grootvader en mijn grootmoeder
en hij, de veerman brengt ons samen
in het water waaruit ik ooit geboren ben…”(p.51)
Teksten die mij doen denken aan Kloos en Perk. Deze roman laat zich lezen als een poëtische tekst. Er staan beeldende vergelijkingen in, unieke zinnen, tedere beschrijvingen.
In de nacht loopt Fie graag bij maanlicht. De maan die introspectie en reflectie symboliseert. Het eiland van haar moeder heeft veel moeras, ze loopt zich er in vast, gaat liggen en zingt Sinnerman…
Dat lied komt steeds terug, het zou de indeling van het boek kunnen vormen. In het eerste deel van het lied zoeken de personages een rots ‘to hide’, ze zoeken het bij de rivier, er is onrust. De rivier bloedt, de rivier kookt. Ook de zee geeft geen verlichting. De zee bloedt, de zee kookt.
In het eerste deel ‘De Veerman’ herken ik deze onrust, waar is rust te vinden, waar vindt Fie antwoorden op al haar vragen.
‘Run to the Lord’, zegt het lied. De Priester Abbalach geeft met zijn flashbacks wel info, maar vormt niet de rots ‘to hide’.
Go to the Devil, wordt daar de rots gevonden om te schuilen? Daar vinden we de Raaf. Het symbool van ontrouw en verraad.
“… In moonlight my lonely little moth...” schreef moeder.
“.. my feathely moth, my dearest little one…” schreef Fie.
Op de breuklijnen van het leven ontstaat poëzie,
op de breuklijnen van proza en poëzie ontstaan pareltjes.
Een van deze pareltjes heb ik weer mogen lezen.
Een mythisch verhaal waarover je blijft nadenken.
Op de breuklijnen van proza en poëzie ontstaan pareltjes.
De romans en novelles van Dietske Geerlings weten mij altijd te boeien. Haar nieuwste roman Veerman maakt het weer waar. Haar novelles stimuleren me tot ‘verstild’ lezen, tot close slow reading.
In deze roman staan familierelaties centraal, maar omdat het steeds wordt verteld vanuit het ik-perspectief, heb je niet direct in de gaten wie er spreekt, vanuit welk perspectief je het verhaal leest. De relaties worden bijna cryptisch weergegeven. Dat betekent dat je al lezend denkt: door wiens, wier ogen kijk ik.
Waar is het patroon dat ik moet volgen?
In de proloog vertelt het ik-personage dat ze de ‘fair isle’- breisteek van haar moeder leerde. Een moeilijke techniek waarbij de steken vernuftig in elkaar gedraaid worden tot ingewikkelde patronen en vormen.
Deze roman lijkt die techniek te volgen. De verhaallijnen gaan, zoals de steken, om elkaar draaien. Ze zijn niet altijd duidelijk, zoals bij het breien het patroon niet meteen te zien is. Maar als het patroon ontspoort, moet het worden uitgehaald… als je de relaties niet door hebt bij het lezen, ga terug, overdenk wat je hebt gelezen tot het patroon weer helder is.
“… Jij draagt mijn vestje, mama’s vestje, jouw vestje… jij draagt de kleine ontsporingen die er door mij zijn ingeslopen mijn kleine lieveling, je draagt ze met verve, je draagt ze hartstochtelijk…” (p.12)
Fie, de hoofdpersoon is op zoek naar haar roots. Waar is zij door gevormd? Heeft zij de aard van haar moeder? Waar werd haar moeder door gevormd?
Mijn moeder ‘mijn eenzame Mamarots’. Heeft het eiland, waar zij woonde, haar ‘uitgebeend en hard’ gemaakt?
Antwoorden wil Fie zoeken op het Schotse eiland waar haar moeder opgroeide. Zeker nadat ze de sleutel van haar overleden moeder heeft gevonden. De sleutel van haar kasteel op haar eiland.
“…toen ik de sleutel vond voelde ik een leegte diep van binnen, een uitsparing in die overvolle ruimte van mijn gedachten en gevoelens… een kier waar ik door heen kan gluren, maar ik kan er niet echt bij… kan ik met die sleutel de verborgen ruimte openen…”(p.16)
Veerman, wil je me naar het eiland van Ferelith, mijn moeder, brengen? De veerman Abbalach weet, ziet direct wie er voor hem staat. Hij is te oud en te slecht ter been, Callum brengt haar. “Kom je voor de doden of voor jezelf?” Fie vraagt of dat wat uitmaakt voor de prijs?
De Griekse God van de Dood was ‘veerman’ die overledenen naar de wereld van de doden bracht. Waar wil Fie naar toe, wil ze naar haar ‘dode’ moeder?
Fie heeft geen enkele kennis over het eiland van haar moeder, over namen of het verleden van haar ouders… Hoe moet zij die puzzel oplossen? Hoe moet zij dit water van ‘niet-weten’ oversteken?
Tijdens de flashbacks worden brokjes informatie terloops vermeld. Per perspectief wisseling vlechten heden en verleden zich door elkaar, geven kleine deeltjes van het patroon weer, vormen zo een fair isle-patroon.
“… ik ben afgedwaald in de ruige archipel van mijn onderbewustzijn, waar ik het verleden van mijn voorouders kan betreden…”(p.39)
Fie zit op het verkeerde eiland, de sleutel past niet. dan begint ze te filosoferen.
”… Ik ben mijn moeder in het diepst van mijn cellen,
ik ben mijn vader die ik nooit gevonden heb
ik ben mijn grootvader en mijn grootmoeder
en hij, de veerman brengt ons samen
in het water waaruit ik ooit geboren ben…”(p.51)
Teksten die mij doen denken aan Kloos en Perk. Deze roman laat zich lezen als een poëtische tekst. Er staan beeldende vergelijkingen in, unieke zinnen, tedere beschrijvingen.
In de nacht loopt Fie graag bij maanlicht. De maan die introspectie en reflectie symboliseert. Het eiland van haar moeder heeft veel moeras, ze loopt zich er in vast, gaat liggen en zingt Sinnerman…
Dat lied komt steeds terug, het zou de indeling van het boek kunnen vormen. In het eerste deel van het lied zoeken de personages een rots ‘to hide’, ze zoeken het bij de rivier, er is onrust. De rivier bloedt, de rivier kookt. Ook de zee geeft geen verlichting. De zee bloedt, de zee kookt.
In het eerste deel ‘De Veerman’ herken ik deze onrust, waar is rust te vinden, waar vindt Fie antwoorden op al haar vragen.
‘Run to the Lord’, zegt het lied. De Priester Abbalach geeft met zijn flashbacks wel info, maar vormt niet de rots ‘to hide’.
Go to the Devil, wordt daar de rots gevonden om te schuilen? Daar vinden we de Raaf. Het symbool van ontrouw en verraad.
“… In moonlight my lonely little moth...” schreef moeder.
“.. my feathely moth, my dearest little one…” schreef Fie.
Op de breuklijnen van het leven ontstaat poëzie,
op de breuklijnen van proza en poëzie ontstaan pareltjes.
Een van deze pareltjes heb ik weer mogen lezen.
Een mythisch verhaal waarover je blijft nadenken.
1
1
Reageer op deze recensie