In gesprek met jezelf
Ik ben ik; de ontdekking van het zelf dat in 2002 verscheen, is de voorloper van ‘De Eigenander’. In beide boeken schrijft Dolph Kohnstamm, echtgenoot van de welbekende Rita Kohnstamm, over het ineens doorbrekende ik-besef. Geïnspireerd door Carl Gustav Jung die in een interview zegt dat hij op elfjarige leeftijd opeens het inzicht kreeg: ‘nu ben ik ik en niet iemand anders’. Dit besef en het plotselinge van die gewaarwording fascineerde Kohnstamm zodanig dat hij er inmiddels twee boeken over heeft geschreven.
In dit tweede boek gaat hij wat dieper in op het thema ‘een ik in mij’. Het geheel beslaat vele herinneringen van bekende maar overwegend onbekende mensen samen met quotes uit de literatuur. De gedachtenis aan het moment waarop bij hen als kind of jongere plots een ik-besef doorbrak. Meestal groeit het ik-besef ongemerkt en geleidelijk, maar soms weet je dus nog het exacte moment. Later in de ontwikkeling kan dit leiden tot zelfreflectie. Het zelfbeeld ontstaat meestal na het vierde levensjaar. Zodra kinderen over zichzelf kunnen nadenken wordt de basis gelegd voor zelfreflectie. Spijtig genoeg wordt het fenomeen introspectie/zelfreflectie slechts oppervlakkig besproken. Vermoedelijk omdat je over dit onderwerp een geheel nieuw boek kunt schrijven.
Het woord eigenander is afgeleid van: als een ander, maar toch eigen, want uit de eigen hersenen ontstaan. Het is eigenlijk de tweede ik die kan denken over de gedachten van de eerste ik. Een soort dubbelganger in de geest. Wanneer de eigenander zich manifesteer ontstaat er een innerlijke dialoog. Wat is het vooral niet: het alter-ego of het geweten. Veelal zijn dit van oorsprong Duitstalige citaten, keurig vertaald in het Nederlands met de originele uitspraak erbij. Dat is heel prettig, want soms is de lading in een andere taal net even anders of duidelijker dan de vertaalde tekst. Het wat grotere lettertype maakt het makkelijk leesbaar.
Helaas worden bepaalde vraagstukken, zoals: hoe verhouden transcendente ervaringen en de vrije wil zich ten opzichte van de eigenander, weinig uitgediept en zijn gegeven voorbeelden soms discutabel. Neem het voorbeeld van een intens beleefd zelfbesefmoment. Een jongetje fietst zingend langs een meisje waarop het meisje de opmerking maakt: ‘moet je dat jongetje horen zingen’. Is dit dan een plotseling doorbrekend zelfbesef (van het jongetje) of slechts een gewoonweg jezelf ongemakkelijk voelen?
Bovendien beweert Kohnstamm dat ‘de mens niet van nature goed is’ (slecht dus). Wel heeft hij in de loop van de evolutie in de hersenen de mogelijkheid gekregen van het volstrekt op eigenbelang gerichte doen en laten los te komen. Van deze uitermate interessante uitspraak had een gedegen onderbouwing niet misstaan.
De eigenander, een ik in mij, een buitengewoon originele titel voor een boek dat de belofte ‘een rijke en gevarieerde analyse’ niet geheel waarmaakt.
Reageer op deze recensie