Van internationale allure
Na de Gouden Griffel voor Gips kijk je vol verwachting uit naar de nieuwe Anna Woltz en met Alaska lost ze die verwachting volledig in. Net als in Gips spelen jonge pubers de hoofdrol. In dit boek draait het om de vraag: hoe vind je je plekje als je voor het eerst naar de brugklas gaat?
De beide hoofdpersonen Sven en Parker (voor de duidelijkheid: Parker is een meisje) komen na een moeizame zomer op school. De chronisch zieke Sven wil meteen duidelijk maken dat hij niet zielig is en Parker is vooral bezig met haar ouders en haar broertjes. Hun gezin is sinds een paar weken veranderd en ze wil haar oude vertrouwde vader terug. Parker is het slachtoffer van Svens plan om ervoor te zorgen dat iedereen in de klas hem stoer zal vinden. Maar langzamerhand ontstaat een bijzondere relatie tussen beiden, met een bijzondere rol voor de hulphond van Sven, Alaska.
Het is knap hoe Woltz zich inleeft in een jongen die epilepsie heeft. Zijn afkeer van de ziekte uit ze subtiel met woorden als ‘ik zit op epilepsie’, zoals hij vroeger op voetbal zat. Je voelt zijn strijd, zijn pijn en zijn onvermogen om te accepteren dat zijn leven onherkenbaar en voor altijd is veranderd. Je begrijpt zijn boosheid en daardoor begrijp je ook waarom hij een pestkop is in het begin van het boek.
Knap is ook hoe alles in het verhaal een functie heeft. Zo heet Parker bijvoorbeeld niet voor niets Parker. In les 1 op dag 1 in de brugklas begaat ze de fout om in het voorstelrondje (‘wat is speciaal aan jou?’) een liedje te blaffen, zoals een hond. Daarna krijgt ze natuurlijk de bijnaam ‘Barker’, van het Engels ‘to bark’: blaffen. Hier voel je de pijn en de boosheid bij Parker en je snapt ook meteen hoe erg ze haar hond mist die weg moest.
Woltz laat op een geloofwaardige manier het conflict tussen Sven en Parker uitgroeien tot een punt waarvan je denkt: 'vanaf nu komt het niet meer goed'. Daarna gaat ze niet voor goedkope oplossingen, maar blijft realistisch en geloofwaardig. Ze laat Sven en Parker door het boek heen worstelen met hun emoties en hun angsten. Daarmee zie je als lezer dat medelijden met chronisch zieke mensen niet op zijn plaats is. Begrip wel en hulp als ze daarom vragen, maar dat is wat anders. Beide, Sven en Parker lossen hun eigen problemen grotendeels zelf op, ook al stelt ze dat soms voor een moeilijke keuze.
Het boek leest prettig met een licht humoristische toon, bijvoorbeeld in de beschrijving die Sven van Parker geeft:
‘In deze stad zijn ze nog gekker dan ik dacht. In het allereerste uur begint er gewoon een meisje te blaffen […] en [ze] blaft zo echt dat je acuut de dierenbescherming wilt bellen.’
In haar schrijfstijl en de onderwerpen van haar verhalen doet Anna Woltz aan John Green denken (The fault in our stars). Het geeft ook het niveau van het boek aan: van internationale allure.
Anna Woltz (1981, Londen) heeft al twintig boeken geschreven. Haar eerste boek (Alles kookt over) kwam uit toen ze zeventien was. Ze is door blijven schrijven tijdens haar studie geschiedenis. Naast de Gouden Griffel voor Gips heeft ze ook de Nynke van Hichtumprijs gewonnen voor Honderd uur nacht (2014) en de Vlag en Wimpel voor Mijn bijzonder rare week met Tess (2013). Haar boeken zijn in veel talen vertaald, zoals bijvoorbeeld het Engels, Japans en Deens. Alaska is geschikt voor kinderen van tien jaar en ouder
Reageer op deze recensie