Doe als een zebra
Ben jij bang voor dieren in het wild? Als je Ben niet bang voor de wilde dieren hebt gelezen van Geert-Jan Roebers hoeft dat niet meer. Op een grappige manier beschrijft hij dat sommige dieren gevaarlijk lijken maar het niet zijn, zoals de zweefvlieg (nepwesp) of de pacu (vegapiranha). Maar er zijn ook dieren die er heel lief uitzien en toch gevaarlijk zijn. Als jij denkt dat een reuzepanda en een grizzlybeer knuffeldieren zijn, dan kan die hug weleens je laatste zijn. Soms word je ook bang gemaakt voor dieren door films als Pirates of the Carribean of King Kong. Roebers leert je dat gorillamannetjes bijna nooit vechten, maar vooral met veel kabaal anderen bang maken. Sprookjes en oude volksverhalen kunnen je ook banger voor dieren maken dan nodig is. ‘Het gekke is dat mensen door sprookjes niet in kabouters geloven, maar wel in woeste wolven die oma’s verslinden,’ zegt Roebers. Al waarschuwt hij verderop wel weer voor de hond, omdat die van de wolf afstamt en daardoor sterke kaken heeft. Maar als je voorzichtig bent als een zebra is er niet zoveel aan de hand en hoef je niet bang te zijn.
Ben niet bang voor de wilde dieren is een soort natuurgids. Sommige dieren zien er heel vies of gevaarlijk uit, dat blijft natuurlijk en de levensechte foto’s maken dat je snel de bladzijde wilt omslaan. En dat zou jammer zijn, want dan mis je grappige en puntige beschrijvingen. Leuk zijn de kopjes boven de tekst, zoals ‘Pukkelkop’ voor een wrattenzwijn. Daarin verschilt Ben niet bang… van andere dierengidsen. Daar begint de tekst altijd met de naam van het dier, desnoods in het Latijn. Dat maakt het boek toegankelijk, het spreekt meer aan dan een doorsnee dierengids. Bij de illustraties staat vaak extra uitleg.
Het boek bevat ook een aantal platen onder het motto ‘Ben niet bang voor…’ dieren in het bos, of op het kerkhof, of in mijn bed. Ze doen denken aan de platen die vroeger in klaslokalen hingen van Joh. Koekoek. Zo zie je dat je niet ontkomt aan die monsters: als ze al in je bed zitten… Maar je snapt meteen dat ze niet echt gevaarlijk zijn, want al die tijd dat jij in bed hebt liggen slapen is er nog niets gebeurd. Net als bij die platen van vroeger, gaat het niet zozeer om de verhoudingen van de dieren, maar om dat je ze goed kunt zien in hun natuurlijke omgeving. De rode bosmier is in het echt gelukkig veel kleiner dan het wilde zwijn.
Leuk is ook dat Roebers niet alleen echte dieren beschrijft, maar ook mythische zoals het monster van Loch Ness. Dieren uit verhalen die je alleen maar bang maken voor de natuur, terwijl er buiten zoveel leuks te beleven is.
Geert-Jan Roebers is bioloog, natuur is duidelijk zijn passie. Niet als onderzoeker of boswachter, maar om over te vertellen aan kinderen. Dat doet hij onder andere in ‘Tamtam’, het kinderblad van het Wereldnatuurfonds en in zijn boeken. Eerder schreef hij Zij de cobra, wij de adder om te laten zien dat natuur in Nederland net zo spannend kan zijn als die in Afrika of Amerika.
Wendy Panders is grafisch vormgeefster, schrijfster en illustrator. Haar tekeningen gaan vaak over dieren en sprookjes, zoals de illustraties die ze maakte voor Roodkapje was een toffe meid en Het neusje van de zalm.
Het boek is geschikt voor kinderen van 8- 10 jaar, maar ook als je ouder bent staan er nog steeds leuke feiten en weetjes in. Ben niet bang voor de wilde dieren is een gids, geen boek om in een ruk uit te lezen. Zet hem in je kast en blader hem elke dag even door. Was je al niet enthousiast voor de natuur dan ben je het daarna wel!
Reageer op deze recensie