Je ziet wat normaal gesproken verborgen blijft
Naar röntgenfoto’s kijk je meestal op vervelende momenten: bij de tandarts of in het ziekenhuis bijvoorbeeld. Dat röntgenfoto’s hele mooie en interessante natuurfoto’s op kunnen leveren zie je in Binnenstebinnen. Het zijn sobere foto’s, zwart/wit of wit/zwart met soms wat kleur. Fotograaf Arie van ’t Riet (1947) heeft van de foto’s echt kunst gemaakt. Bij de foto’s schreef tweevoudig Gouden Griffelwinnaar Jan Paul Schutten (1970) de tekst. Een voor de hand liggende keus, hij publiceerde onder andere Kijk je ogen uit!: de mooiste dierenfoto’s, Ruik eens wat ik zeg, de taal van planten en dieren, waar hij de Vlag en Wimpel mee heeft gewonnen en Het raadsel van alles wat leeft en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel.
Arie van ’t Riet werkte als klinisch fysicus, leidde onder andere radiolaboranten op om röntgenfoto’s te maken en had daarvoor dode dieren nodig om de leerlingen te laten oefenen. Toen de opleiding stopte en het röntgenapparaat werd afgedankt, mocht hij het overnemen. Daardoor kon hij zijn fascinatie voor het maken van röntgenfoto’s van dieren en planten verder vormgeven en dat heeft geleid tot de juweeltjes die in dit boek staan.
Bijzonder aan röntgenfoto’s is dat je dingen ziet die van buiten minder opvallen. Door de compositie van de foto’s, maar ook door de samenstelling van het boek verduidelijkt Van ’t Riet de verschillen en de overeenkomsten tussen de dieren. Dat een langstaarthagedis een soort slang op poten is bijvoorbeeld, hoe een varaan en een python op elkaar lijken en dat een fazant een soort ‘ministruisvogel’ is. Maar vooral brengt hij de verbazing over de grote metamorfosen in de natuur heel mooi in beeld: hoe is het mogelijk dat uit een kikkervisje zonder skelet een kikker groeit met grote springpoten? Of zoals Schutten terecht zegt:
“In sprookjes komen nogal wat kikkers voor die in prinsen veranderen. Dat klinkt veel gekker dan het in werkelijkheid is. Kikkers zijn al een keer van soort veranderd, dus waarom zou dat niet nog een keer kunnen?”
De tekst van Schutten is heel toegankelijk. Kernachtige kopjes boven de tekst als ‘Onderwaterridders’ voor de reuzengarnaal en ‘Koelbloedige knarren’ voor de roodwangschildpadden klinken heel spannend en nodigen uit tot lezen. Het taalgebruik is bovendien heel beeldend: dat de vleugels van een vlinder niet alleen bedoeld zijn om te vliegen, maar dienen ook als ‘zonnepanelen’ om de koudbloedige vlinder op te warmen of ‘tong picasso’ om aan te geven dat de ogen van een tong voor ons idee op een vreemde plaats zitten. De uitleg bij de dieren is duidelijk, geen moeilijke woorden of details waar je als beginnende bioloog nog niet zoveel mee hebt. Schutten gebruikt veel humor, zoals bij een moeilijke naam als ‘pomfret’ voor een vis : je vergeet de naam nooit meer als die wordt vergeleken met ‘pommes frites’. Zo haalt Schutten onbekende dieren naar de wereld van de kinderen.
Binnenstebinnen is handig ingedeeld naar de diergroepen, van ‘geleedpotigen’, ‘vissen’, via ‘vogels’ naar ‘zoogdieren’. Echt een mooi naslagwerk in de vorm van een fotoboek om door te bladeren en te lezen voor kinderen van ongeveer acht jaar en ouder (en hun ouders), die geïnteresseerd zijn in dieren en hoe ze leven.
Reageer op deze recensie