In John Lennons hoofd
Voor echte John Lennon-fans is deze roman een goede aanvulling op de collectie, die ervoor zorgt dat zij het idee hebben hun held beter te leren kennen. Voor de persoon die John Lennon eigenlijk alleen kent van zijn Bed-in met Yoko Ono (en natuurlijk zijn muziek), een fijne introductie.
In de roman Lennon vertelt John Lennon zijn levensverhaal bij de psychiater in het peperdure gebouw Dakota in New York, waar hij zich sinds 1975 had teruggetrokken. Wat Lennon in de sessies vertelt is ruw en ongecensureerd. Hij zet zichzelf regelmatig neer als een egoïstische zakkenwasser, die zichzelf groter waande dan Jezus en totaal geen rekening hield met (de gevoelens van) anderen. Althans, de lezer krijgt het gevoel dat hij het verhaal zelf vertelt, maar, zoals de schrijver David Foenkinos het zelf verwoordt: ‘Natuurlijk heb ik geprobeerd me zo goed mogelijk in te leven in de gedachtegang van John Lennon, maar het spreekt voor zich dat het slechts een interpretatie is.’
In een interview met een Belgische radiozender zegt Foenkinos dat hij tien jaar lang alles over John Lennon las en hij veel naar zijn liedjes heeft geluisterd. Lennon drukte veel gevoelens uit in zijn liedjes, zegt hij. En niet lang voordat de originele Franse versie van dit boek uitkwam, in november 2010, deed de oudste zoon van John Lennon, Julian Lennon, een boekje open over zijn vader.
Lennon is in de ik-vorm geschreven. De fictieve Lennon kijkt in achttien sessies terug op zijn leven. Het begint bij zijn geboorte en eindigt een dag voor zijn dood. John Lennon was een ongelukje en niet erg gewenst. Zijn ouders konden allebei de verantwoordelijkheid niet aan; zijn vader was altijd aan het werk als zeeman en zijn moeder liet hem als één-jarig jongetje hele nachten alleen thuis om zelf te kunnen feesten. Bij zijn eerste zoon Julian, die hij met zijn eerste vrouw Cynthia kreeg toen The Beatles net groot begonnen te worden, herhaalde zich de geschiedenis. Ook hij was de onverantwoordelijke, afwezige vader. Bij zijn tweede zoon Sean is hij volwassener, rustiger, gezonder en verantwoordelijker en voor hem is hij tot zijn dood een geweldige vader geweest.
De relaties die hij met zijn beide zoons had, zeggen veel over de twee kanten van John Lennon. ‘Hij’ noemt het in het begin ook tegen de psychiater: ‘Zoals gezegd voelt één deel van mij zich maar een tragisch geval, een ander deel waant zich God. Daar zult u nog een flinke dobber aan hebben. Al denk ik dat het vooral het tragische geval is dat hier op de bank ligt.’ Jammer is het, dat we vaak moeten lezen hoe geweldig ‘John’ zichzelf vindt. Hoe geniaal zijn muziek is, hoe fantastisch het is dat hij nu leeft en het gepeupel verblijdt met zijn aanwezigheid.
Het idee om de roman een fantasievolle autobiografie te maken is erg goed, origineel en sterk. De lezer krijgt echt het idee in Lennons hoofd te kruipen, zijn leven te beleven zoals hij het heeft beleefd. Hij moet zich er echter wel van bewust zijn dat het hier om fictie gaat. En met zichzelf afspreken helemaal mee te gaan in datgene wat is opgeschreven. Gaat de lezer mee met de interpretatie van Foenkinos, dan biedt het boek Lennon een geweldig inkijkje in het leven van een fenomeen.
Reageer op deze recensie