Te veel van het goede
Stel: je wordt drie jaar en je bent ontzettend blij met twee, hooguit drie cadeaus van je ouders. Vervolgens word je door het bezoek bestookt met nóg twintig cadeautjes. Het klinkt als een droom die uitkomt. Maar in werkelijkheid raak je overprikkeld en word je er doodmoe van. Zo is het ook met Wolkenstad van Anthony Doerr, vertaald door Marga Blankestijn. Het heeft alle ingrediënten voor een geweldig boek: de liefde voor literatuur en bibliotheken, spanning, intriges, liefde, oorlog, buitenbeentjes en zelfs een dystopisch verhaal uit missiejaar 65. Maar het is te veel; te veel personages, te veel verhaallijnen en te veel informatie.
Want Wolkenstad bestaat niet alleen uit vijf verschillende verhalen, maar ook uit diverse genres. Het eerste hoofdstuk speelt zich af in de toekomst, we weten nog niet precies wanneer, in een ruimteschip met mensen die vanaf een onleefbare aarde reizen naar een nieuwe planeet. Vervolgens gaat Doerr moeiteloos terug naar 2020 om Zeno en Seymour te introduceren. Om daarna als in een historische roman het Constantinopel (het huidige Istanbul) en Bulgarije van de vijftiende eeuw te beschrijven en daar Anna en Omeir te introduceren die allebei aan de andere kant van een oorlog komen te zitten. En door alle verhalen heen zit het eeuwenoude, deels verloren gegaan, manuscript van Antonius Diogenes dat Wolkenkoekoeksstad heet.
En dat leest net zo ingewikkeld als het klinkt. Als je na tweehonderd pagina’s een beetje in het boek zit en begint te begrijpen wie de personages zijn, besef je hoe langdradig de verhalen zijn. Het zijn op zichzelf goede verhalen, maar doordat ze uit elkaar zijn getrokken is de spanning bijna helemaal weg. Seymour bijvoorbeeld, is een eco-terrorist die met een pistool en bom op pad gaat om in een ogenschijnlijk lege bibliotheek een gat te blazen in de muur van de makelaar die ernaast zit. Maar doordat zijn verhaal zo lang en breed over het boek is uitgesmeerd lijkt het een eeuwigheid te duren voordat er actie in zijn verhaal komt. Verrassend genoeg zijn de einden van alle personages vluchtig en een beetje kort door de bocht opgeschreven. Alsof Doerr zelf ook begon te beseffen dat zijn boek veel te lang was geworden.
Dat betekent niet dat er helemaal niets moois in het boek te vinden is. Bijvoorbeeld over Rex, de vriend die Zeno ontmoet tijdens de oorlog in Korea. Zeno zoekt hem later op in Londen waar Rex zich vooral blijkt bezig te houden met het vertalen van oude teksten.
‘Van alle gekke dingen die wij mensen doen, vertelde Rex hem ooit, is er misschien niets waar een mens zo nederig van wordt, of niets dat nobeler is, dan dode talen proberen te vertalen. We weten niet hoe de oude Grieken klonken, we zijn amper in staat om de betekenis van hun woorden te vatten in die van ons: de hele onderneming is van begin af aan tot mislukken gedoemd. Maar de poging, zei Rex, om íets uit de troebele mist van het verleden over die brede rivier van onbegrip heen naar onze tijd te halen, naar onze taal: dat was, volgens Rex, een onzinnige onderneming van de allerbeste soort.’
Literatuur kan in Wolkenstad zelfs levens redden. Zo heeft Diogenes Wolkenkoekoeksstad geschreven voor zijn zieke nichtje, Anna leest het boek voor aan haar stervende zus Maria en later aan haar zieke kind. En ook Seymour, die veel later de vertaling van Zeno onder ogen krijgt en probeert te verbeteren, realiseert zich dat ‘de waarheid oneindig veel complexer is, dat we allemaal mooi zijn maar ook allemaal onderdeel van het probleem, en dat onderdeel zijn van het probleem mens-zijn is.’
Wolkenstad is Anthony Doerrs zesde boek. Hij won de Pulitzerprijs voor zijn vorige boek Als je het licht niet kunt zien. Maar Wolkenstad stelt teleur. Het is gewoon te veel van het goede.
Reageer op deze recensie