Ze waren de verliezers
Na onder andere Sector 20, 11 november en Bomber werd duidelijk: Paul Dowswell schrijft graag over oorlog. Ook in Wolfskinderen begeeft hij zich weer op veilig terrein. Deze keer is de startplaats Berlijn, net na de Tweede Wereldoorlog. De stad is overgenomen door de Russen en een stel Duitse kinderen kan niet anders dan proberen te overleven. Dowswells roman, vertaald door Ernst Bergboer, beschrijft hun leven en laat zien dat ook zij verliezers waren.
Het verhaal begint bloedstollend spannend. Twee Duitse kinderen, Otto en Helene, lopen direct gevaar. Ze zijn na spertijd nog steeds buiten en proberen te ontkomen aan de Russische bewaking. In hun vlucht komen ze bij een huis waar ze een meisje aantreffen: Hannah. Ze nemen haar mee naar het ziekenhuis waar zij samen met Klaus, Erich en Ulrich proberen te overleven:
‘“Neus maar eens rond,” zei ze. “Wij wonen hier met nog drie jongens. Die zijn eten zoeken, denk ik.”’
Met Wolfskinderen laat Dowswell vervolgens een nieuwe kant van de Tweede Wereldoorlog zien. Goed geënsceneerd en vol detail vertelt hij over de manier waarop de Duitse kinderen, de verliezers, moesten overleven in hun eigen land:
‘De muren waren bezaaid met kogelgaten en ingeslagen granaatscherven. Rond een heel aantal deuren leken het houtwerk en de posten nog het meest op verkoolde schilderijlijsten, de muren eromheen waren zwart van roet.’
Het verhaal is daarbij realistisch. De machteloosheid van de kinderen, de verwoesting en het verdriet, maar ook het geweld van de bevrijders (de nieuwe bezetters); alles krijgt een plekje en komt op een logische manier samen. Dowswell kiest voor een bijzondere invalshoek. Enerzijds laat hij zien dat veel Duitse kinderen slachtoffer zijn van het geweld van de voorgaande generatie. Ze moeten spullen verkopen en met gevaar voor eigen leven onderhandelen om te kunnen overleven. Daarbij worden ze dagelijks geconfronteerd met geweld en oorlogsresten. Anderzijds wordt het verhaal aantrekkelijk door de uitzonderingspositie van een van de kinderen. Het betreft Ulrich. Ulrich wil zich bij de Wolfskinderen aansluiten (de kinderen die de Nazi’s opvolgen) en lijkt daarmee heel andere plannen te hebben dan zijn lotgenoten.
Lange tijd wacht de lezer op de uitwerking van Ulrichs verhaal. Zijn interesse in de wolfskinderen brengt de nodige spanning met zich mee. Helaas rept Dowswell de eerste helft van het boek nauwelijks over dit gegeven. In het begin wordt het opgevoerd, om daarna lange tijd op de verre achtergrond te blijven. Tegelijkertijd wordt ook het andere verhaal – het verhaal van de overlevende kinderen – niet volledig uitgewerkt. De kinderen zoeken regelmatig naar eten, proberen hun waar te verkopen of te ruilen en spelen maar wat graag met bommen. Tegelijkertijd zijn ze angstig voor de gevaren van buiten. Het klinkt allemaal veelbelovend, maar vrijwel alles blijft onderbelicht, waardoor het niet helemaal landen kan.
Vanaf het moment dat Ulrich de groep verlaat en op zoek gaat naar zijn toekomst bij de wolfskinderen wordt het verhaal aantrekkelijker. Dowswell speelt met de twee verhaallijnen en creëert zo op diverse plaatsen de broodnodige spanning. Toch blijkt dit niet voldoende. Tegen het einde van Wolfskinderen voelt het verhaal onaf. Een clichématig slot waarbij overduidelijk gezocht is naar een feelgood-einde doet bovendien afbreuk aan het eerder zo mooi beschreven verhaal.
Al met al lijkt Wolfskinderen het zoveelste boek in een rijtje oorlogsverhalen. Hoewel het zeer zeker een nieuwe kijk op de Wereldoorlog toont en absoluut prettig leest, is het niet bijzonder genoeg om écht te blijven hangen. De wolfskinderen konden simpelweg niet floreren.
Reageer op deze recensie