Dassen, zebra’s, Edsels en een enkele oeistiti
Het zal je maar overkomen: je krijgt een weekendje Destin (Florida) aangeboden, zonder ook maar een tegenprestatie te hoeven leveren. Het klinkt allemaal te mooi om waar te zijn. Dan blijkt er echter tóch een addertje onder het gras te zitten: je moet een metgezel meenemen. Voor Edsel Bronfman in De grote kans van Edsel Bronfman blijkt het een adder van formaat.
Daniel Wallace (1959) zet met zijn roman, vertaald door Joris Vermeulen, een grappig, maar simpel verhaal neer. Hij zinspeelt duidelijk op de lach van de lezer en slaagt grotendeels. Met Edsel creëert hij een hopeloze man: 34 jaar, de eeuwige vrijgezel en nogal wereldvreemd. Hij werkt in het Cranston Building en doordat hij per ongeluk zijn naam in een bak heeft gestopt, zit hij nu min of meer aan het weekendje weg vast.
Tot groot genoegen van de lezer besluit Edsel het er echter niet bij te laten zitten en zijn moeder mee te nemen. Hij ziet het weekendje weg als dé grote kans om contact met iemand van het vrouwelijk geslacht, anders dan zijn moeder, te krijgen. Wanneer hij op zijn werk één gesprek met Sheila, de receptioniste, aan heeft geknoopt, is hij vastbesloten: zij wordt zijn metgezel. Zij wordt zijn witte walvis: “Sheila McNabb was het even. Ze was het epicentrum van het leven.”
Natuurlijk komt Edsel de nodige problemen tegen op zijn weg naar het weekendje weg. Hij heeft slechts 79 dagen om Sheila voor zich te winnen, terwijl hij ondertussen voor zijn dementerende moeder en zijn criminele buurman moet zorgen. Hij wordt van A tot Z uitgedaagd en moet leren leven in het ‘normale’ leven: het leven vol romantiek, vol gesprekken met anderen en vol verantwoordelijkheden.
Met Edsel, Sheila en Edsels moeder zet Wallace drie geweldige, maar zeer eendimensionale karikaturen neer, die allen op eigen wijze het verhaal verrijken. Waar Edsel door zijn dommigheid en zijn wereldvreemdheid het hart van de lezer grijpt, doet Edsels moeder dit door haar humor. Haar dementie – Wallace scoort makkelijk – maakt het mogelijk zonder schroom het een na het andere bizarre te doen. Sheila daarentegen valt op vanwege haar bijzondere wereldbeeld: “Ooit zag ik een das, een zebra en een oeistiti hier naar binnen komen. Allemaal op één dag.” Vanaf de eerste bladzijde roept zij vraagtekens bij de lezer op.
Samen met deze creaturen maakt Wallace vervolgens een uiterst bizar, voorspelbaar, maar tevens humoristisch verhaal. Zeer nadrukkelijk laat hij Edsel van het ene probleem in het andere terechtkomen, waarbij hij de verteller regelmatig uit laat zoomen om kritiek te geven of de spot te drijven met zijn marionet:
"Dit was natuurlijk het moment waarop voor Bronfman alles anders had kunnen worden. Beter gezegd: het was het moment waarop híj alles had kunnen veranderen. Te weten zijn leven. Te weten wat er nog over was van zijn leven, zijn dagentegoed. (…) Maar het moment kwam en ging, hupsakee, het was voorbij, voorbij, want wie kan dat nou?"
Lange tijd is dit aantrekkelijk en kun je er als lezer goed in mee. Echter, halverwege het verhaal lijkt de toonzetting om te slaan. De verteller maakt zijn kritiek té openlijk, waardoor het ergerlijk wordt: “Het is me toch wat. Sheila en hij hadden nog maar drie weken en vier dagen ‘iets met elkaar’ (wat dat ook mocht betekenen), maar hij hoefde nu al niet meer aan te kloppen wanneer hij bij haar langsging.”
De grote kans van Edsel Bronfman is niet de roman waar je als het gaat om thematiek of verhaalstructuur veel van moet verwachten. De vertelstijl is vlot, simpel en zonder poespas: “Dus deed hij het volgende. Hij ging pal voor haar staan. Hij legde zijn rechterhand op haar linkerschouder en trok haar voorzichtig naar zich toe.” Edsel ontwikkelt zich naarmate het verhaal vordert wel iets, maar zijn karakter staat op de achtergrond: de ietwat voorspelbare plot zelf voert de boventoon. Toch vertolkt Edsel een beetje van iedereen. En juist dát maakt De grote kans van Edsel Bronfman een prettig zomerboek.
Reageer op deze recensie