Niet vernieuwend, wel effectief
‘Apollo, Griekse god van de zon, voorspelling, muziek en geneeskunde, de zoon van Zeus en Leto en tweelingbroer van Artemis.’ Het is de inleiding tot Apollo-praat in het slot van Het verborgen orakel die de lezer kundig maakt in de mythische wereld: hij heeft te maken met een heuse God op aarde. En daarmee lijkt Rick Riordan zich met het eerste deel uit de serie ‘De beproevingen van Apollo’ wederom op veilig terrein te bevinden: de wereld van de (half) goden.
Op een dag valt Apollo, gestraft door vader Zeus, als puber op de aarde, tussen het afval: ‘En nu, de hemelen staan me bij, was ik een van jullie geworden – net zo’n vleeszak.’ Al snel wordt hij afgetuigd door Case en Mikey, waarna hij geld afhandig gemaakt wordt door Meg. Apollo ontdekt dat Meg een halfgod is en hij gaat met haar op pad. Samen gaan ze op zoek naar Percey Jackson en Chiron, om te kijken in hoeverre Apollo te redden is. Hij moet laten zien wat hij waard is. En dat kan alleen door diverse beproevingen, Nosoi, Myrmekes en andere wezens te doorstaan en te verslaan, waarbij hij geholpen dient te worden door het orakel: ‘Ik begon een beeld te krijgen van wat me te wachten stond tijdens mijn sterfelijke verblijf.’
Never change a winning team. Het lijkt een opvatting die prima bij de boeken van Riordan past. Net als alle andere verhalen die uit de pen van Riordan kropen, wordt ook dit verhaal gekenmerkt door de Riordaanse verhaalstijl, waarbij het personage (een god of halfgod) een uiterst bijzondere positie inneemt. Apollo is een uiterst egocentrische, eigenwijze god die in alles zichzelf op de eerste plaats stelt: ‘‘Ja, maar ík niet,’ zei ik. ‘Daarom moet je altijd rekening houden met míjn behoeften,’’ Hij roept bij menig lezer irritatiekriebels op, maar wekt tegelijkertijd interesse. Hij gedraagt zich als een god op aard en daarmee vraagt hij om problemen. Hij is woest vanwege zijn degradatie en dat laat hij merken ook. Helaas, soms net iets te vaak: ‘Wat opnieuw een verbijsterende ervaring was. Normaal gesproken bereidt de werkelijkheid zich voor op mij.’ Gelukkig lijken de soms zeer originele uitspraken deze verzwakking goed te maken. Geheel volgens de Riordaanse stijl spreekt Apollo de lezer regelmatig aan - ‘Ik moet zeggen, toen Prometheus jullie mensen uit de klei boetseerde heeft hij slordig werk afgeleverd. Sterfelijke benen zijn onhandig.’ - en grossiert hij op sommige plaatsen met originele uitspraken: ‘Mijn frontale kwab maakte een koprol in mijn schedel.’
Ook de verhaalopbouw in Het verborgen orakel wijkt niet af van andere boeken van Riordan. Wederom kiest Riordan een (half)god vanuit wie hij het verhaal vertelt. Wederom krijgt de god, in dit geval Apollo, te maken met problemen en wederom ontstaat een interessante queeste. Riordan hanteert een hoog verhaaltempo met veel diverse gebeurtenissen. Het verhaal bevat een hoog mythologisch gehalte waarin bekende elementen, zoals het labyrint van Daidalos, een belangrijke rol spelen. Met een speels verhaal neemt hij op die manier de lezer mee in de mythische wereld. Het lijkt een geslaagd concept, ware het niet dat juist het gebruik van alle goden, geplaatst in de wereld van nu, voor verwarring zorgt. Een god hoort oud, ietwat stoffig, wijs en misschien gevaarlijk te zijn. Deze goden zijn allesbehalve wijs, oud, stoffig en uniek, maar staan bij VW-safaribussen, denken aan public relations en willen billboards bemachtigen. Ergens wringt het beeld, terwijl het tegelijkertijd zorgt voor humor.
Onder een lading actie en avontuur schuilt het echte thema van het verhaal: spijt en inzien van je tekorten. Helaas blijft deze kern grotendeels verscholen. Riordan beschrijft een spannend verhaal, waarbij Apollo de lezer meeneemt in zijn avonturen. Het verborgen orakel is zeker niet vernieuwend en is hier en daar voor de hand liggend, maar lijkt wel effectief: de lezer kan opnieuw genieten van een flinke portie humoristische avonturen.
Reageer op deze recensie