Flinterdunne 2.30
De Brittenburg is een ruïne, zo vertellen de verhalen, op het strand rond Katwijk aan Zee die zichtbaar was na een storm. Tot op de dag van vandaag is de inmiddels verdwenen ruïne een mysterie, evenals de bijbehorende toren van Kalla. De legende, die haar oorsprong misschien vindt in het Romeinse verhaal omtrent keizer Caligula, vormt een verhaalelement in Zwemmen met Caligula, het flinterdunne verhaal van Frans van Duijn.
Evi en vriendin Ipek zijn twee jonge zwemsters. Elke dag trainen ze met coach Riemersma voor het naderende NK. Helaas blijkt Evi keer op keer niet snel genoeg. Ze blijft tijden boven de 2.30 halen, terwijl haar concurrenten, met behulp van slagdokter Colwin, tijden onder de 2.30 bereiken. Het naderende NK lijkt voor Evi onbegonnen zaak.
Na elke training is Evi bij haar opa op het strand te vinden. Daar werkt ze als serveerster in een strandtent. Tijdens haar werkzaamheden ontmoet ze de verschrikkelijke Filosoof. Ze heeft een enorme hekel aan haar collega, die haar op elk moment vernedert. Maar dan komt ze erachter dat de Filosoof iets verbergt. Zijn obsessie voor de Brittenburg, de verdwenen ruïne, interesseert Evi. Wanneer ze ontdekt dat er schatten in de zee liggen, ziet ze licht aan de horizon. Zo'n schat zou haar voldoende geld kunnen bieden voor een behandeling bij Colwin. Zo'n schat zou een gouden plak op het NK kunnen betekenen.
Stilistisch gezien is Zwemmen met Caligula allesbehalve geslaagd. Vanaf de eerste bladzijde confronteert Van Duijn de lezer met talloze - zó'n, háár, wás, zíjn - schreeuwerige accentstreepjes. Het effect is tegengesteld; vrijwel direct lijkt voor de lezer geen enkel woord meer nadruk te krijgen. Het is een schreeuwerig geheel, dat de lezer moe maakt. Tegelijkertijd bevat het verhaal veel te veel geblash, getjap, geplonk, gebaf, gebats en gepfffwuh om door de lezer serieus genomen te worden. Van Duijn hanteert een overdosis en maakt het verhaal te kinderlijk; de dertienjarige Evi verliest aanzien. Ook de talloze slappe bijzinnen die de hoofdzinnen onnodig onderbreken zijn dodelijk voor het verhaal. Ze missen belangrijke informatie, zijn overbodig en veroorzaken storingen in het 'lekker lezen'-effect. Naarmate het verhaal vordert, lijkt dit iets te verbeteren. Helaas blijft het bij iets. Van Duijn schrijft te simpel, met af en toe een verdwaald lastig woord als ‘ether’.
Helaas scoort Zwemmen met Caligula ook niet als het gaat om inhoud. De keuze voor de legende van de Brittenburg als basis is aantrekkelijk. Van Duijn heeft zich zeker goed georiënteerd en houdt zich aan de tot nu toe bekende feiten. Echter, de uitwerking van het verhaal is zeer matig, zo niet onvolledig. Van Duijn stapelt gebeurtenis op gebeurtenis, zonder de lezer te voorzien van achtergrondinformatie, waardoor hij een ongefundeerd verhaal creëert. Bovendien verzaakt Van Duijn in het bespreken van Evi's gedachtegangen. Ze is een meisje van papier dat voor de lezer niet meer wordt dan dat. Ze mist elke vorm van diepgang; op haar zorgen over haar pukkels na.
Doordat Van Duijn de lezer geen zand onder de voeten biedt, landt het verhaal niet. Al vrij snel wordt het een opeenstapeling van gebeurtenissen die allesbehalve geloofwaardig overkomt. Op het oog lijkt een en ander logisch, maar schijn bedriegt: dit verhaal is te simpel om in de werkelijkheid zo te kunnen verlopen. Bovendien stopt Van Duijn zijn verhaal vol met onafgewerkte elementen, om zo maar te voorkomen dat het verhaal ‘saai’ dreigt te worden. Liefdesrelaties, foto’s van blote vrouwen, hapsnap-informatie over trainingen; elk element leidt af van het werkelijke verhaal, waardoor de kern in Zwemmen met Caligula ver te zoeken is.
Met een slot vol zoemen en splatsjen sluit Van Duijn zijn mierzoete, bijna sprookjesachtige verhaal, veel te vluchtig af. Talloze interessante verhaallijnen blijven onafgewerkt liggen. Op de pukkelproblemen na, dat dan weer wel.
Reageer op deze recensie