Lezersrecensie
Een uniek universum vol tomeloze fantasie
In de denkbeeldige wereld van voormalig Antwerps stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen, het gebruik van die tweede naam is een eerbetoon aan zijn moeder, staat niets stil, alles is altijd volop in beweging, als een soort poëtisch perpetuum mobile dat volledig uit woorden is opgetrokken. Om de zoveel tijd lijkt die wereld kort maar hevig te exploderen, waarna er een caleidoscopische stortvloed van fonkelende gedichten en andere teksten ontstaat die de lezer overrompelen met menselijke warmte en een niet te stelpen levenslust. Door die eruptie is Holvoet-Hanssens persoonlijke universum weer wat uitgebreid. In een interview voor Hebban/Boekensite Gent zei hij daar onder meer het volgende over: ‘Ik publiceer gemiddeld om de twee jaar een soort logboek, een poëtisch verslag, uiteindelijk komt dat na lange tijd allemaal samen in één gehavend spinnenweb: de definitieve dichtbundel.”
“De wolkendragers” is zijn nieuwste ‘gehavende spinnenweb’, een heerlijk extravert vlechtwerk waarin de stemmen verwikkeld zijn van andere dichters, studenten, psychiatriepatiënten, echtgenote en schrijfster Noëlla Elpers, dochter Anna Roza. De lijst met medewerkers, om ze voor het gemak zo maar te noemen, ‘oud en jong (gezond tot ernstig ziek) en kunstenaars (met en zonder een beperking)’ is lang en indrukwekkend. Het aandeel van die al dan niet tijdelijke zielsgenoten leidt tot een lijvige bundel met teksten en, vooral, gedichten die gezamenlijk een groots standbeeld voor grenzeloze taal optrekken. Dat de dichter stelt dat hij enkel voor de eind mix instond en zich omschrijft als doorgeefluik, scenarist, regisseur, troubadour, zegt veel over zijn onbaatzuchtigheid, maar is toch vooral een kwestie van valse bescheidenheid.
De bundel is opgedeeld in drie onderdelen: bovenstroom, onderstroom en (‘een poging tot’ schrijft de dichter in mijn exemplaar) tegenstroom. De bovenstroom bestaat hoofdzakelijk uit proza, in de onderstroom neemt de poëzie de overhand om uiteindelijk in de tegenstroom inhoudelijk en qua vorm breed uit te waaieren. Leidmotief is de komst van de reus Goleman, een ‘verzonnen maar geen sprookjesfiguur’ die in eerder werk ook al zijn opwachting maakte. Goleman is ‘gefixeerd op het mensenras maar hij ziet dat hij die tweebeners eigenlijk niet meer moet vernietigen: de mensheid is zelf “goed bezig”, en op de koop toe zaait corona dood en tweespalt… Of hebben wij deze vernietigende moloch zelf gecreëerd en kunnen wij hem niet meer doen stilstaan? Denk aan de klimaatopwarming, het materialisme, de polarisatie alom,’ zegt Holvoet-Hanssen in het eerder gememoreerde interview over dit personage.
Tegen die reus, de verpersoonlijking van zowat alles dat er op deze wereld verkeerd loopt, komen de ‘wolkendragers’, mensen die het woord als wapen gebruiken (in de goede zin van het woord) in verzet. Uit dat verzet ontstaan poëzie, poëtische teksten en de hoop dat het goede het kwade zal overwinnen: ‘moederboom en babyboom, tussen boom en dier de kracht / van het nietsdoen, droomwater van de vliegende rivier / geboren in het afsterven, broeders, hoor uw zusters groeien /ze loeien als dinosaurussen in de onweerslucht’.
Ook in deze bundel passeren alle vrolijke tics die het werk van Holvoet-Hanssen die onmiskenbare eigen klankkleur en dynamiek geven. Zo kijkt zijn geestelijke peetvader Paul van Ostaijen goedkeurend toe en ziet dat het goed is (‘’dag meisje in de auto dat van vakantie droomt / vakantie droomt / uit de bocht vliegt / door het blauwe hekje’), knalt de soms balsturige typografie bijna van de bladzijde af (zie bijvoorbeeld het gedicht ‘Windvangers’), wemelt het van de sprookjesachtige figuren, zeelieden en dieren en is de taal uitbundig, weelderig, hartverwarmend en hoopvol. Zoals in onderstaand gedicht, dat tot stand kwam met de medewerking van enkele patiënten van psychiatrisch centrum Bethanië.
IK BEN MAAR EEN GEDICHT
onbeschreven blad
gevangen in beweging
leegte of leven
dit is de beklimming van de diepte
als smeltende sneeuw op de takken
gepluimde vogels, gefixeerd op de lens
wij zijn het glas dat vallen mag
dromenvangers, stap voor stap de berg af
licht van de bomen, breek mij open
ik hoef geen sterrenpracht te zien
ik wil het stof van uw lippen praten
het zand is zacht maar groot is de woestijn
een zilveren toren, een mensenvogel in dromendracht
met het spinnenwiel van de tijd tussen zijn knoken
staart hij naar het kleed dat hij nooit zal weven
- met mijn ogen open probeer ik toch te dromen
- de haaien zonnen, je moet de dood leren zwemmen
alleen op een bank, als klank zonder kleur
kijkend naar een toekomst die ik wil vinden
liggend op mijn rug, gedachten dwalen naar de sterren
geef mij 1000 namen, stralen die de maan vasthouden
snorrenbaardje, ik mis je zo graag
Peter Holvoet-Hanssen toont zich in “De wolkendragers” opnieuw een tovenaar met woorden. Hij creëert een volstrekt uniek universum vol tomeloze fantasie die toch met twee voeten in de realiteit staat. De bundel voelt aan als een warme douche na een lange wandeling in de winterse kou.
(Deze recensie verscheen eerder op https://www.boekensite.gent)
“De wolkendragers” is zijn nieuwste ‘gehavende spinnenweb’, een heerlijk extravert vlechtwerk waarin de stemmen verwikkeld zijn van andere dichters, studenten, psychiatriepatiënten, echtgenote en schrijfster Noëlla Elpers, dochter Anna Roza. De lijst met medewerkers, om ze voor het gemak zo maar te noemen, ‘oud en jong (gezond tot ernstig ziek) en kunstenaars (met en zonder een beperking)’ is lang en indrukwekkend. Het aandeel van die al dan niet tijdelijke zielsgenoten leidt tot een lijvige bundel met teksten en, vooral, gedichten die gezamenlijk een groots standbeeld voor grenzeloze taal optrekken. Dat de dichter stelt dat hij enkel voor de eind mix instond en zich omschrijft als doorgeefluik, scenarist, regisseur, troubadour, zegt veel over zijn onbaatzuchtigheid, maar is toch vooral een kwestie van valse bescheidenheid.
De bundel is opgedeeld in drie onderdelen: bovenstroom, onderstroom en (‘een poging tot’ schrijft de dichter in mijn exemplaar) tegenstroom. De bovenstroom bestaat hoofdzakelijk uit proza, in de onderstroom neemt de poëzie de overhand om uiteindelijk in de tegenstroom inhoudelijk en qua vorm breed uit te waaieren. Leidmotief is de komst van de reus Goleman, een ‘verzonnen maar geen sprookjesfiguur’ die in eerder werk ook al zijn opwachting maakte. Goleman is ‘gefixeerd op het mensenras maar hij ziet dat hij die tweebeners eigenlijk niet meer moet vernietigen: de mensheid is zelf “goed bezig”, en op de koop toe zaait corona dood en tweespalt… Of hebben wij deze vernietigende moloch zelf gecreëerd en kunnen wij hem niet meer doen stilstaan? Denk aan de klimaatopwarming, het materialisme, de polarisatie alom,’ zegt Holvoet-Hanssen in het eerder gememoreerde interview over dit personage.
Tegen die reus, de verpersoonlijking van zowat alles dat er op deze wereld verkeerd loopt, komen de ‘wolkendragers’, mensen die het woord als wapen gebruiken (in de goede zin van het woord) in verzet. Uit dat verzet ontstaan poëzie, poëtische teksten en de hoop dat het goede het kwade zal overwinnen: ‘moederboom en babyboom, tussen boom en dier de kracht / van het nietsdoen, droomwater van de vliegende rivier / geboren in het afsterven, broeders, hoor uw zusters groeien /ze loeien als dinosaurussen in de onweerslucht’.
Ook in deze bundel passeren alle vrolijke tics die het werk van Holvoet-Hanssen die onmiskenbare eigen klankkleur en dynamiek geven. Zo kijkt zijn geestelijke peetvader Paul van Ostaijen goedkeurend toe en ziet dat het goed is (‘’dag meisje in de auto dat van vakantie droomt / vakantie droomt / uit de bocht vliegt / door het blauwe hekje’), knalt de soms balsturige typografie bijna van de bladzijde af (zie bijvoorbeeld het gedicht ‘Windvangers’), wemelt het van de sprookjesachtige figuren, zeelieden en dieren en is de taal uitbundig, weelderig, hartverwarmend en hoopvol. Zoals in onderstaand gedicht, dat tot stand kwam met de medewerking van enkele patiënten van psychiatrisch centrum Bethanië.
IK BEN MAAR EEN GEDICHT
onbeschreven blad
gevangen in beweging
leegte of leven
dit is de beklimming van de diepte
als smeltende sneeuw op de takken
gepluimde vogels, gefixeerd op de lens
wij zijn het glas dat vallen mag
dromenvangers, stap voor stap de berg af
licht van de bomen, breek mij open
ik hoef geen sterrenpracht te zien
ik wil het stof van uw lippen praten
het zand is zacht maar groot is de woestijn
een zilveren toren, een mensenvogel in dromendracht
met het spinnenwiel van de tijd tussen zijn knoken
staart hij naar het kleed dat hij nooit zal weven
- met mijn ogen open probeer ik toch te dromen
- de haaien zonnen, je moet de dood leren zwemmen
alleen op een bank, als klank zonder kleur
kijkend naar een toekomst die ik wil vinden
liggend op mijn rug, gedachten dwalen naar de sterren
geef mij 1000 namen, stralen die de maan vasthouden
snorrenbaardje, ik mis je zo graag
Peter Holvoet-Hanssen toont zich in “De wolkendragers” opnieuw een tovenaar met woorden. Hij creëert een volstrekt uniek universum vol tomeloze fantasie die toch met twee voeten in de realiteit staat. De bundel voelt aan als een warme douche na een lange wandeling in de winterse kou.
(Deze recensie verscheen eerder op https://www.boekensite.gent)
1
Reageer op deze recensie