Geen goedmoedige dorpsvertelling
‘In een rivier is het water dat u aanraakt het laatste van wat er voorbij stroomt en het eerste van wat er voorbij gaat stromen. Zo is het ook met de tijd’, schreef Leonardo da Vinci. Hiermee staat hij stil bij de vluchtigheid van het heden, bij hoe wij aan de tijd voorbijgaan en mettertijd veranderen, stapsgewijs. Evolutie in plaats van revolutie. Die gedachte dringt zich op tijdens het lezen van Pastorale, de nieuwe roman van Stephan Enter. Daarin staat een korte maar cruciale periode in de levens van zus en broer Louise en Oscar de Vree centraal. Beiden zijn opgegroeid in het protestantse Brevendal (anagram van Barneveld, een stadje in de Nederlandse bijbelgordel). Louise studeert in de grote stad terwijl Oscar, laatstejaars middelbare school, nog thuis woont. Hun vader is van zijn geloof gevallen en omringt zich met boeken, tijdschriften en kranten, die een soort van buffer tegen dat geloof vormen. Moeder is nog vol overtuiging ‘in den Heere’ en verricht vrijwilligerswerk voor de kerk. Daarom krijgt ze geregeld bezoek van een ouderling, meneer Westeneng, een man van oude religieuze dogma’s.
Waar Oscar een volgzame jongen is die doet wat men van hem verwacht, omdat dat minder gezeur oplevert, is Louise recalcitrant en ad-rem. Ze rookt, drinkt, heeft een minnaar en is een atheïste die zich al gauw realiseerde dat haar vrijgevochten studiegenoten geen besef hadden van haar strijd met het geloof: ‘Hoe vreselijk ze zich als kind schaamde voor haar twijfel en afvalligheid, hoe eenzaam het was om vanaf je tiende, elfde je geloof laagje voor laagje te zien wegsmelten, te beseffen dat je dus niet uitverkoren was en te denken dat je daarin helemaal alleen stond.’ Ze zouden evenmin iets begrijpen van de ‘verbijsterende woede die daarna over haar was gekomen en die tot de dag van vandaag voortduurde’.
Op school houdt Oscar zich liefst afzijdig, hij is een ‘studiebol’. Op zekere dag biedt hij zich aan als vrijwilliger om huiswerk af te geven bij zijn afwezige klasgenoot Jonkie Matupessy, een jongen van Molukse afkomst. In het dorp loopt er een onzichtbare muur tussen de Nederlandse woonwijken en de Molukse wijk. Oscar trekt zich daar weinig van aan. Door de contacten met Jonkie en diens vader, en door een beginnende verliefdheid op Jonkies zus Dona, krijgt hij een beeld van de dromen en ontgoochelingen van veel Molukse gezinnen. De mannen waren in Nederlands-Indië samen met de Hollanders verantwoordelijk voor de handhaving van het gezag. Na de Tweede Wereldoorlog werden ze met hun gezin verscheept naar Nederland waar ze, met de belofte dat ze ooit naar Ambon zouden terugkeren, in kampen werden opgevangen om later ‘verdeeld’ te worden over ‘een aantal geïsoleerde plekken op het platteland’. Daar kregen ze met de aversie van de bewoners te maken. Zij werden geminacht, zegt vader Matupessy, ‘daar kon hij een dozijn voorbeelden van geven’.
Enter beschrijft die frustraties nooit te expliciet, zodat de man geen karikatuur wordt. Ook de bewustwording van Oscar verloopt in kleine, aarzelende stappen. Enter laat echter subtiel in het midden of die betrokkenheid in gang is gezet door Dona of door het onrecht dat de Molukkers is aangedaan.
Pastorale is, anders dan de titel van deze voortreffelijke roman doet vermoeden, geen goedmoedige dorpsvertelling. Daarvoor heeft Enter te veel onderhuids prikkeldraad in zijn personages gespannen, de fraaie natuurbeschrijvingen ten spijt. De rol van het geloof en de littekens die religie kan achterlaten, zijn verre van idyllisch. Ze nopen ‘afvalligen’ om hun verleden anders te bekijken: ‘Want voor iedere gelovige dreigde dat hij, als hij van zijn geloof viel, inderdaad het verhaal van zijn leven moest herschrijven en daar was moed voor nodig.’ En lang niet iedereen is in staat dat punt te bereiken.
Verbroken geloftes, jezelf ongewenst voelen, het slachtoffer zijn van misleiding en leugens, het is geen bekoorlijk tafereel. Ook ouder worden en je realiseren dat alles voorbijgaat en er van vroeger enkel herinnering overblijven, is een gedachte die als een rotsblok op je zorgvuldig opgebouwde leventje dondert en de hele boel omverhaalt. Dat is wat de tijd met ons doet en wij met de tijd: ‘Ze had doorgeredeneerd over de onmogelijkheid echt terug te keren in de herinnering vanwege het ontbreken van de verwachting, de mogelijkheden naar de toekomst, en kwam daarbij uit op het vermoeden dat dit ten grondslag lag aan alle melancholie.'
Reageer op deze recensie