De dag waarop alles veranderde
Probeer je dit voor te stellen: je speelt met je beste vriendje Budzik in de buurt van de treinrails, waar je munten, spijkers of schroeven laat pletten door passerende treinen. De ‘klonters’ die je daaraan overhoudt, koester je als waren het echte kostbaarheden. Na een opwindende maar ietwat teleurstellende middag waarop je vriendje meer geluk heeft met het laten omvormen van die voorwerpen dan jij, ga je weer naar huis. Als je daar aankomt, is je wereld voor eens en altijd veranderd en zit je midden in ‘de dag waarop alles veranderde’.
‘Hij deed de deur dicht en iedereen stopte met praten. Een man in een wit overhemd glimlachte naar hem en zie niets. Oma Tośka kwam uit de keuken gesneld. Ze had dezelfde blik als toen hij en Budzik bij het ninja spelen per ongeluk drie van haar eierdozen hadden vernield. Ze liep op Szymek toe, boog zich over hem heen en drukte met haar lange vingers op zijn schouders. “Szymek, luister”.’
Die psychologische komeetinslag is het uitgangspunt van Roest, de negende roman van de Poolse schrijver Jakub Malecki, die in 2017 in Polen verscheen en daar door lezers en kritiek unaniem omarmd werd. In die roman volgen we het leven van de dan nog zevenjarige Szymek, die, gedwongen door de omstandigheden, het grootste deel van zijn jeugd doorbrengt bij zijn oma, een ijzersterke vrouw die echter nooit helemaal los is gekomen van de oorlog. Ze heeft veel, misschien wel te veel gezien in die jaren. De roman begint niet voor niets met het beeld van treinrails – die een metafoor zijn voor verbinding en voortgang, en later in de roman opieuw een rol van betekenis zullen spelen. Tośka heeft ze voorbij zien komen, de treinen met joodse gedeporteerden, ze heeft de rook uit de schoorstenen zien komen, de geur van lijkenverbranding geroken. De beelden en de geur zijn nooit verdwenen.
Leven en lot van Szymek en Tośka zijn vanaf de dood van zijn ouders onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het leven gaat voort, want dat is wat het leven doet, ook na een catastrofe die je wereld binnenstebuiten draait en ondersteboven zet. Je wordt verliefd, trouwt, krijgt kinderen. Nieuwe liefdes verdwijnen, oude liefdes keren terug – dat laatste overkomt Tośka in een van de ontroerendste gedeeltes van het boek. Wat de voortschrijdende tijd evenwel niét doet, is pijn verzachten. Het gemis gaat niet over. Wat weg is, is definitief weg. Al blijft er altijd iets van aan je ziel plakken, zoals er sporen van roest op je handen achterblijven als je oud ijzer hebt vastgepakt.
Ondanks of misschien juist door dat verlies, dat schrijnende gemis, doen Szymek en Tośka hun uiterste best om elkaar te begrijpen, oordelen ze niet en veroordelen ze al evenmin. Ze zijn ervan overtuigd dat uiteindelijk alles goed komt, zonder daarbij te vervallen in naïviteit of vluchtgedrag. Ze komen tot het besef dat veel van wat er in het leven wordt aangereikt aan het eind van dat leven weer wordt afgegeven, doorgegeven aan andere generaties. Dat er naast een dag waarop alles verandert ook weer een dag is waarop alles aanvangt. Wat best een geruststellende gedachte is.
Roest is geraffineerd opgebouwd, elk hoofdstuk is behalve een sprong in de tijd ook een verandering in perspectief. Tijd is geen constante, maar is voortdurend in beweging. Dat geldt evengoed voor het perspectief waarin de lezer zich geplaatst ziet. Ondanks de duidelijke opdeling in hoofdstukken, volgen heden en verleden niet op elkaar, maar lopen ze dooreen en vullen elkaar aan tot een imponerend geheel: een met zorg, vakmanschap en mededogen geschilderd tableau van twee beschadigde levens. En nu we het toch over schilderen hebben, Malecki is niet alleen in staat sterke beelden op te roepen, hij beschikt over een rijkgeschakeerd taalpalet dat werkelijk uitstekend vertaald werd door Karol Lesman. Die taal geeft het boek de schittering van treinrails in de volle zon.
Reageer op deze recensie