De kracht van weinig woorden
Over schrijven en schrappen zijn boekenkasten en websites vol geschreven. Zo complex lijkt het om uitgelegd te krijgen hoe je een goede zin op papier zet, al formuleert Godfried Bomans het in zijn bundel Op de keper beschouwd (1963) nochtans duidelijk én kernachtig:
‘Ik rust niet voor ik de zin gevonden heb die mijn bedoeling zo nauwkeurig en zo bondig mogelijk weergeeft. De taal is een handschoen die strak om de huid van de boodschap is getrokken. Je moet er een heleboel weggooien voor je die ene vindt die precies past. Schrijven is schrappen. Schrijven is wat er overblijft.’
Veel copywriters hanteren hiervoor de ‘Elsschotproef’, die eruit bestaat zo veel mogelijk woorden uit een tekst te schrappen, zonder de leesbaarheid en essentie van die tekst geweld aan te doen.
Geen idee of de Deense schrijfster Helle Helle bekend is met Bomans of Elsschot, maar haar proza sluit naadloos aan op het voornemen het maximale uit te drukken met een minimum aan woorden. Dat lukte haar in romans als Naar de honden (2009) en Als je wilt (2015) en nu doet ze dat opnieuw in haar roman zij (in een uitstekende vertaling van Kor de Vries). De taal in dit boek is kaal, uitgebeend, er staat geen woord te veel. Meer nog, Helle snijdt ook rigoureus in de werkwoordstijden. Deze roman telt er maar één: de onvoltooid tegenwoordige tijd. Dat voelt in het begin onwennig aan, omdat gebeurtenissen uit het verleden ietwat gekunsteld verwoord zijn (‘Vorige week komt hij aanhollen als ze van de winkel onderweg is’). De keuze voor die schrijfstijl zorgt naarmate het verhaal vordert al eens voor ergernis, maar niet in die mate dat de wrevel de overhand krijgt.
zij is het verhaal van een dochter (‘zij’) en haar moeder (‘haar moeder’) en vertelt over de periode waarin die laatste slecht nieuws krijgt over haar gezondheid (‘Ze kunnen verlichten, maar niet genezen’). Helle beschrijft de band tussen beiden nooit nadrukkelijk, maar steeds vanaf een afstand die aanvankelijk koel en afzijdig lijkt. Bij nader inzien blijk dat niet het geval te zijn. Helles betrokkenheid met haar hoofdpersonages zit niet in grote en brede emoties, maar in details, in kleine dagelijkse beslommeringen, dingen waar we doorgaans niet lang bij stilstaan. Samen boodschappen doen, samen huilen van het lachen om daarna echt te huilen, samen thuis zijn en in elkaars aanwezigheid kunnen zwijgen, op bezoek zijn in het ziekenhuis en je niet ongemakkelijk voelen als er een lange stilte valt, aanwezig zijn zonder elkaar daar voortdurend op te wijzen.
Naast de band tussen dochter en moeder is er de band tussen het meisje en haar vriendenkring. Ze beweegt zich tussen haar vrienden bij voorkeur op de achtergrond, ze deelt haar gevoelens niet met vriendinnen of vrienden: ze houdt die liever verborgen achter een zweem van achteloosheid. Daardoor kruipt er een soort vluchtigheid in haar vriendschappen die neigt naar eenzaamheid, naar afzondering. De fragmentarische opbouw van de roman versterkt dat beeld: korte hoofdstukken waarin nauwelijks iets rond of met haar gebeurt, ook niet tijdens uitstapjes feestjes of de korte dialogen. Die dialogen hebben bij nader inzien meer diepgang dan ze eerst doen uitschijnen, zeker in het geval van moeder en dochter: daar wijzen ze op verbondenheid. De schijnbare lichtheid van hun bestaan wordt in de hand gewerkt door de bedrieglijke afstandelijkheid van de verteller.
Op het eerste gezicht biedt zij dan ook weinig warmte. Dat is echter niet veel meer dan een façade. Wie bereid is daar doorheen te kijken, ziet na enige tijd een veelkleurige lappendeken van onderliggende gevoelens en betrokkenheid. Juist door die niet in het midden van een schijnwerper te vangen, treden ze in het licht.
Reageer op deze recensie