Vertelstijl als illustratie van een verkrampte communicatie
Twee Italiaanse families, een arme en een rijke, buren van elkaar, worden ten tijde van een fascistisch Italië onder Mussolini bekeken door de ogen van Anna, de jongste dochter van een van deze families. Haar familie is de rijke. Anna’s moeder stierf reeds toen Anna nog jong was en haar vader bleef achter met vier kinderen. Bij aanvang van het boek zijn we niet zo ver meer af van het uitbreken van WOI II. Anna is dan zestien en haar jeugdige en naïeve kijk op de dingen kleurt haar visie op de feiten.
Anna heeft nog twee broers en een zus, en ze zijn zich maar al te goed bewust van het fascisme dat in Italië onder Mussolini heerst. Ze groeien daarom niet zonder angst op. Als WO II uitbreekt beseffen ze ook heel goed dat Italië de zijde van Duitsland zal kiezen. Dat besef leidt tot dramatische keuzes die de familie ontwricht. Rond die periode raakt Anna bovendien ook zwanger van een jongen die ze echter niet beschouwt als trouwmateriaal. Ze huwt een oudere man die nog een vriend was van haar overleden vader en verhuist met hem naar een armtierig dorpje waar ook een Turk en enkele Joden terechtkomen. Deze worden onder de bevolking gemengd in de hoop dat zij aan de aandacht van de fascisten ontsnappen en dat leidt tot de nodige spanningen.
Natalia Ginzburg (1916-1991) schreef dit boek als fictie maar met een hele dosis autobiografische kennis als achtergrond. Ze was immers zelf de dochter van een joodse professor en de familie leefde tijdens het bewind van Mussolini als uitgestotenen. Haar man was bovendien een verzetsstrijder die in 1944 gemarteld en vermoord werd. Hoe bepaalde hoofdpersonages zich voelen in het boek, wist de schrijfster dus maar al te goed. Toch schrijft ze amper over gevoelens. De mening van de personages in Al onze gisterens doet er toe, hun emoties echter blijven daar sterk bij achterwege. Het boek werd vertaald door Henny Vlot. In een nawoord geeft literatuurcriticus Arjan Peters meer duiding bij het boek. Verder is ook een chronologie van het leven van de schrijfster opgenomen.
De bijzondere narratief maakt het boek heel erg zwaar op de hand. Ginzburg heeft de rechtstreekse dialoog vervangen door een onrechtstreekse. Bijvoorbeeld: “Emanuele zei dat […] Maar Ippolito zei dat […] Juffrouw Maria zei dat […] Emanuele lachte intussen bij zichzelf […] En Ippolito zei dat hij dat ook dacht.” Het maakt het voor de lezer heel erg lastig om in het boek te komen. Het is een kwestie van volharden. Deze wijze van vertellen geeft echter wel zeer goed uiting aan de verkrampte communicatie tussen de hoofdpersonen. Alhoewel ze veel praten, zeggen ze weinig tegen elkaar, en laten ze elkaar amper merken wat ze voelen of hoe ze over de dingen denken. Ze praten uitsluitend om stiltes te vermijden, maar het is hun handelen dat onrechtstreeks laat zien hoe ze in elkaar zitten.
Alhoewel deze nadruk op wat ze doen laat vermoeden dat het een boek is met een hoog tempo, is het tegendeel waar. Ook al zitten de personages weinig stil, toch is het een gezapig boek waarin weinig gebeurt. De handelingen van de personages zijn uiteindelijk maar van een banaal en bijkomstig belang. We worden deelgenoot gemaakt van de hardheid van het leven en de gruwelen van een oorlog, maar dat gebeurt allemaal heel onrechtstreeks. Hoe de verschillende personages de dingen die rondom hen plaatsvinden, uiteindelijk ervaren, dat is wat telt. Omdat Anna niet in hun hoofden kan kruipen, maar wel kan weergeven wat ze hen ziet doen, vertelt ze alleen daarover. Geen makkelijk boek, zelfs geen heel goed boek, maar de onrechtstreekse manier van verhalen waaruit het ongemak van de personages zo goed is af te leiden, is wel een knappe prestatie van de schrijfster.
Reageer op deze recensie