Hoe een blauwe hond een rode hond werd
Louis de Bernières (1954) is ondanks zijn bijzondere familienaam een Brit. In 2001 publiceerde hij een boek, Red dog, over een Australische bastaardhond die echt bestaan heeft en beroemd geworden is door zijn zwerftochten in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Er zijn niet veel honden die een eigen standbeeld, website of bankrekening hebben, maar deze hond heeft ze allemaal. Het boek is ook naar het Nederlands vertaald en heet hier heel logisch Rooie hond. Het verhaal in het boek is gebaseerd op verhalen die over de hond verteld worden.
In 2011 werd het verhaal van de hond verfilmd. De film werd een succes en in 2016 werd besloten om een prequel op die film te maken. Over de eerste jaren van de zwerfhond is niet veel geweten, maar men wist wel dat de hond ooit Blue heette. Nadat het script klaar was, vroeg men aan Louis de Bernières of hij het wilde omvormen tot een roman. De Bernières was hier oorspronkelijk niet voor te vinden maar vond het script zo goed dat hij toch besloot het te doen. Zo komt het dat de Bernières een boek schreef dat in feite door iemand anders is bedacht. Maar zoals hij zelf in een nawoord zegt, is hij wel schaamteloos van het script afgeweken.
In Blauwe hond, dat werd vertaald door Susan Ridder, volgen we Mick, een jongen van elf. Nadat zijn vader omkomt, stort zijn moeder in en is er niemand meer om voor hem te zorgen, behalve zijn opa die heel afgezonderd woont in de Pilbara, een streek in West-Australië. Micks opa doet zijn best om hem een thuis te geven, maar Mick gaat zich er pas echt thuis voelen als hij na een cycloon een puppy bij de rivier vindt die helemaal blauw ziet van de modder. Hij neemt hem mee naar het huis van zijn opa en ze worden onafscheidelijk. Dat blijft zo tot zijn moeder een kleine twee jaar later voldoende hersteld is om Mick weer bij zich te willen. Dit boek concentreert zich uitsluitend op Micks periode bij zijn opa.
Ondanks de titel en de geschiedenis van het ontstaan van het boek, is dit geen boek over honden. Het is een boek over Mick en de hond is slechts een bijfiguur. Daarom hoeft men geen hondenliefhebber te zijn om dit boek mooi te vinden. Als het boek dan toch een onderwerp opgeplakt moet krijgen, dan is het leven in de Pilbara een halve eeuw geleden beter geschikt. Het boek leert ons op verhalende wijze heel wat over de gebruiken van de mensen die er leefden en zit vol typisch Australische uitdrukkingen. Zo vol dat de schrijver een apart woordenboekje toevoegde aan het eind. En dat is nodig. Het is haast onmogelijk om de details van het verhaal te volgen zonder voortdurende heen- en weer te bladeren tussen het eigenlijke verhaal en het woordenboekje. Voor het gemak van de lezer waren voetnoten in dit geval waarschijnlijk een betere optie geweest, of een uitneembaar woordenboekje.
Het boek bevat heel wat illustraties van de hand van Alan Baker. Minstens aan het begin en eind van elk van de veertien hoofdstukken vindt men een eenvoudige pentekening terug. De tekeningen illustreren vaak perfect wat de schrijver wil zeggen en hoe de dingen eruitzien. De verluchting met tekeningen, en het eenvoudige taalgebruik, hebben een doel: de Bernières schreef het boek, net als Rooie hond destijds, namelijk voor twaalfjarigen, nochtans goed beseffende dat het uiteindelijk toch voornamelijk door volwassenen zou worden gelezen. Waarschijnlijk heeft hij gelijk. Volwassen lezers gaan dit boek erg kunnen appreciëren, twaalfjarigen hebben daarentegen vast nog niet zo’n zin in een boek waarin de sfeer van een bepaalde plaats en tijd belangrijker is dan de gebeurtenissen.
Reageer op deze recensie