Magistraal uitgebeelde droefenis
Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat Carson McCullers (1917) werd geboren. Het is ook vijftig jaar geleden dat zij overleed. Toevallig (of niet?) kreeg haar werk The Ballad of the Sad Café dit jaar een nieuwe Nederlandse vertaling. De novelle werd voor het eerst vertaald in 1963 toen McCullers nog leefde. Een tweede vertaling volgde in 1999. En nu is er dan een nieuwe vertaling van de hand van Molly van Gelder. Deze kwam tot stand met steun van het Nederlands Letterenfonds.
De ballade van het treurige café is een klein, dun boekje van amper 112 bladzijden, dat op het eerste gezicht al even treurig oogt als het café waar het volgens de titel over zal gaan. Een boekje om snel tussendoor te lezen en even snel weer te vergeten, zo zou men kunnen denken. Als het boekje dan uitgelezen is, blijkt maar weer dat de dingen niet altijd zijn wat ze lijken. Maar, first things first, de plot:
In een onooglijk klein en achtergesteld plaatsje, ergens in het zuiden van de VS, staat een huis, scheef, vervallen, slechts half geschilderd, en de ramen zijn dichtgetimmerd. Vroeger, zo omstreeks de jaren 1930, werd het bewoond door Miss Amelia Evans die er een winkel in uitbaatte. Miss Amelia is een zonderlinge en vrijgevochten vrouw. Toch was ze ooit tien dagen lang gehuwd met Marvin Macy. Daarna zette ze hem op straat en belandde hij in de gevangenis. Dan verschijnt Amelia’s zelfverklaarde neef, de gebochelde dwerg Lymon Willis, ten tonele. Tot ieders verbazing neemt ze hem in huis. Samen veranderen ze de winkel in een café. In het plaatsje, waar nooit iets gebeurt en waar de mensen straatarm zijn, is het café meteen een succes. Dit blijft een aantal jaren duren, tot Marvin Macy vrijkomt uit de gevangenis en weer naar het dorpje terugkeert…
Carson McCullers groeide zelf op in het zuiden van de VS, waar racisme, armoede en drankmisbruik gemeengoed waren. Over de armoede en het drinken schrijft ze vrijuit, in kernachtige bewoordingen. Ze maken deel uit van het raamwerk van het verhaal. Over het racisme schrijft ze op een verdoken manier, haast terloops, zoals:
“[…] in de lente verknipte ze zijn Ku-Klux-Klan-gewaad om er haar tabaksplanten mee af te dekken.”
Op die manier stopt ze subtiel meerdere lagen in het verhaal. Zo zijn er ook nog de dwangarbeiders die aan een weg in de buurt werken. Ze worden terloops vermeld aan het begin van het boekje en je leest er haast overheen omdat ze geen andere betekenis lijken te hebben dan een beeld te geven van de omgeving, vóór de camera inzoomt op het eigenlijke toneel. Op het einde zijn ze er weer (de camera zoomt weer uit) en krijgt hun aanwezigheid, door wat je ondertussen gelezen hebt, plots een heel andere betekenis. Racisme opnieuw, maar ook nog iets anders (aan de lezer om dat zelf te ontdekken). Veel droefenis ook, zoals de titel verraadt. Die zit zo diep in het verhaal verweven dat je dat gevoel na het lezen niet meteen van je afschudt.
Met dit dunne boekje toont McCullers aan hoe talentvol ze was. Hoe snel het ook uitgelezen is, zoveel langer blijft het door je hoofd spoken. Maar weinig schrijvers presteren het om zoveel rijkdom en diepgang in zo weinig woorden te stoppen, om zo raak te typeren ook. De meervoudige lagen in het verhaal dringen pas na afloop tot je door. Vaak ook na een tweede lezing pas. Van zoveel subtiliteit raak je als lezer onder de indruk. De novelle is met recht en reden aan zijn derde Nederlandse vertaling toe. In eerste instantie vraagt een mens zich af waarom het Nederlands Letterenfonds een vertaling subsidieert van een werk dat al tweemaal eerder vertaald is. Nadat het boekje uit is hoop je maar dat het dat nog vaak zal doen.
Reageer op deze recensie