Ouderwetse degelijkheid kruist de degens met absurditeit
Merijn de Boer (1982) woont in New York en stuurt van daaruit zijn verhalen de Nederlandstalige wereld in. Regelmatig worden zijn verhalen in literaire tijdschriften gepubliceerd. In 2011 bundelde hij er daar al een aantal van in zijn roman Nestvlieders. Die bundel was meteen goed voor de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Daarna schakelde de Boer over naar het schrijven van twee volwaardige romans. De geur van miljoenen is opnieuw een verzamelbundel van korte verhalen. Acht verhalen hiervan verschenen reeds eerder in diverse magazines, vier zijn totaal nieuw.
De karakters in de verhalen hebben met elkaar gemeen dat ze zelden doorsnee zijn. De situaties die rondom hen ontstaan zijn vaker wel dan niet absurd. Niet iedereen krijgt dagelijks te maken met samenstellers van de registers van de Burgerlijke Stand die de natuur zo nodig een handje helpen om de registers aan het einde van het jaar te doen kloppen. Niet iedereen krijgt een uitnodiging voor de begrafenis van een voormalig collega waarmee hij amper sprak, om daar vervolgens als bijzondere gast te worden behandeld. En met zekerheid niemand heeft voorlopig de kans om met een kopie van zichzelf om te gaan. Dat laatste levert bijzonder vreemde zinnen op waar ons brein zich tijdens het lezen hardnekkig tegen blijft verzetten:
“Ik was nog maar net begonnen, toen ik bij het heffen van de armen mijzelf ontwaarde. Doodgemoedereerd kwam ik aanfietsen. Ik zette de ov-fiets tegen het huis en kwam met de handen in de zakken naast me staan.”
Soms is die overdreven absurditeit grappig. Geen grappigheid waarom men luidop mag lachen, maar veeleer van het soort waarom men in stilte hoofdknikt omdat men ze kan appreciëren, misschien even gniffelt, en daar stopt het bij. Luidop lachen voelt verkeerd aan, de schrijfstijl laat dat niet toe. De Boer schrijft namelijk erg literair, met geregeld verwijzingen naar klassieke muziek of Russische mastodonten van schrijvers uit de negentiende of twintigste eeuw. Hij refereert meermaals aan Dostojewski en Nabokov, maar ook Gogol en de Franse Marcel Proust behoren tot genoemde of geciteerde auteurs. Dat de Boer zijn klassiekers kent, is wel het minste wat we mogen zeggen. Zijn verhalen stralen hierdoor een ouderwetse degelijkheid uit die de personages die ze bevolken, vaak zelf ontberen.
De absurde toon zorgt ook wel eens voor verwarring. Van meerdere verhalen wordt de clou pas duidelijk op het eind. Soms is het letterlijk de allerlaatste zin die verklapt hoe de vork aan de steel zit. Maar een enkele keer komt de clou niet en blijft men zich afvragen waar het verhaal nu eigenlijk naartoe ging. De scherpe proza en degelijkheid blijken dan toch niet voldoende om het verhaal ook goed te kunnen vinden. Het zijn niet de nieuw toegevoegde verhalen die hieronder lijden. Het is dus niet zo dat de auteur nog snel wat opgesmukte, minderwaardige kladjes heeft toegevoegd om de bundel meer volume te geven. Integendeel, bijna alle nooit eerder gepubliceerde verhalen behoren bij de betere en dat siert de auteur. Het bewijst dat hij schrijft omdat hij gedreven is en niet om uw portemonnee lichter te maken. Het zijn deze auteurs die uiteindelijk de mooiste troefkaarten uit hun mouw trekken. Dat daar soms al eens een mindere kaart tussenzit, nemen we er graag bij. De eerlijkheid verplicht ons die missers mee te nemen in de sterrenwaardering maar globaal blijft het boek wel zeer de moeite waard.
“Ieder mens is wel bekend met het fenomeen van de onbeantwoorde liefde, maar weinigen kennen de antipool ervan: onbeantwoorde haat.”
Reageer op deze recensie