Mooi vertelde maar zelden afgewerkte verhalen
Eduardo Halfon (1971) werd geboren in Guatemala en verhuisde op zijn tiende naar de VS. Daar studeerde hij later af als industrieel ingenieur, waarna hij weer in zijn geboorteland ging werken en wonen. Het Spaans wat verleerd, besloot hij er literatuur te studeren en daarna doceerde hij het zelfs. Ondertussen woont hij alweer in de VS. Sinds 2003 publiceert hij met zekere regelmaat een kort verhaal of novelle. Dat doet hij in het Spaans. Zijn werken bleven buiten dit taalgebied lang onopgemerkt en onvertaald, met een enkele Portugese vertaling als uitzondering. In 2011 bundelde hij eerdere verhalen en voegde er enkele aan toe. Het resultaat daarvan werd het boek dat nu door Lisa Thunnissen naar het Nederlands vertaald werd als De Poolse bokser.
Halfon is een nakomeling van heel wat rassen en nationaliteiten, met grootouders uit Libanon, Egypte, Syrië en Polen. De twaalf verhalen die hij in dit boek heeft verzameld, zijn zoektochten naar zijn afkomst en zijn ware nationaliteit. Het titelverhaal is daar een voorbeeld van. Daarin vertelt Halfons Poolse en joodse grootvader hoe hij destijds gered werd van het vuurpeloton in Auschwitz dankzij een Poolse bokser, die hem influisterde welke antwoorden hij wel of juist niet moest geven tijdens de ondervraging door de nazi’s. Het joods-religieuze thema komt in deze verhalen vaker aan bod. In ‘Tel Aviv was om te stikken’ gaat hij bijvoorbeeld dieper in op zijn zus, die naar Tel Aviv geëmigreerd is en daar zal trouwen, zeer tegen Halfons zin.
Halfon laat bij aanvang het rurale van Guatemala zien, en het belang van familie. Dat doet hij door aan te vangen met ‘Ver weg’, een verhaal over een talentvolle plattelandsjongen die literatuur volgt bij hem, maar abrupt zijn studie stopzet als hij de enige kostwinner van zijn familie wordt. Daarna steekt de auteur de grens over en bezoekt hij verhaalsgewijs de VS, meerdere Europese landen en Israël. Ontheemdheid overheerst in deze verhalen. Halfon toont zichzelf, zonder dat ooit echt letterlijk neer te schrijven, als iemand die blijvend en vruchteloos verlangt naar een heimat.
Tot de meest boeiende vertellingen behoren het reeds genoemde titelverhaal en ‘De pirouette’. Hierin gaat Halfon in Belgrado op zoek naar zijn vriend Milan die hem wekelijks een ansichtkaart stuurt en dan plots niets meer. Geen enkel verhaal raakt ooit af echter. Halfon vertelt onderhoudend en meeslepend over zichzelf, zijn roots, zijn zoektochten, zijn flirts, maar dat leidt uiteindelijk nooit tot een ontknoping of een conclusie. Hij doet dit bewust om de lezer het gevoel te geven dat de vloer voortdurend onder hem wegvalt zodat die nooit zeker weet wat het begin of eind van een verhaal is. Dat is gelukt maar is ook bijzonder frustrerend voor de lezer die zich in twaalf verhalen inleeft en vervolgens bijna even vaak in de kou blijft staan.
Je merkt dat vele verhalen los van elkaar geschreven zijn in een tijdspanne van meerdere jaren en later gebundeld. Halfon herhaalt zichzelf soms en gebruikt enkele anekdoten meermaals. Dat was misschien geen probleem bij elke eerste publicatie van een verhaal, maar voor deze bundel was het wenselijk geweest als de schrijver enkele passages had geschrapt of ingekort. Meteen had hij dan ook iets aan die sigaret kunnen doen. Irritant vaak wordt in de verhalen een sigaret opgestoken, of worden sigaretten gekocht. In Halfons wereld is werkelijk iedereen kettingroker maar de lezer hoeft daarom niet bij elke sigaret aanwezig te zijn.
Alle verhalen gaan over Halfon zelf, maar hiermee zet hij de lezer alweer op het verkeerde been. Er zit heel wat fictie in dit boek. Hoeveel, dat weet alleen de schrijver zelf. Uit alles spreekt zijn drang naar het creëren van chaos in de verhaalstructuur en de chronologie. Een bijzondere stijloefening die iets te ver doorgetrokken is. Te veel blijft onopgehelderd en de vraag hoe de verhalen – of het samenspel ertussen – moet(en) geïnterpreteerd worden, blijft helaas hangen.
Reageer op deze recensie