Een onbevangen terugblik naar een inspirerende periode
Bert is een zelfverklaarde goeroe die halverwege de jaren tachtig met vier vrouwen en hun kinderen in één huis in Rotterdam woont. Samen vormen ze een commune waar dingen gebeuren die discutabel zijn, tenminste toch in de aanwezigheid van kinderen. Er wonen vijf kinderen in het huis en twee ervan zijn Donnie en de naamloze verteller. Donnie en de verteller zijn aan het begin van het verhaal respectievelijk bijna acht en al acht geworden en ze worden grotendeels aan hun lot overgelaten. Ze hebben ieder een andere moeder maar delen een slaapkamer, zitten samen in de klas, en smeden samen plannen om weg te lopen uit de commune. België lijkt de beste optie, maar daar geraken is voor twee nog erg jonge kinderen niet zo eenvoudig.
“De jaren tachtig waren vreselijk.
Iedereen was lesbisch. Mijn moeder ook.”
De jaren tachtig zijn vreselijk. Vreselijk populair. Aan de revival van deze periode lijkt maar geen einde te komen. Is alles ondertussen nog niet gezegd en geschreven, is er nog niet genoeg gerevivald, zou men denken? Wel, neen dus, want cabaretier Tim Kamps (1977), helft van een tweeling, had nog enkele originele ervaringen in de kast liggen waar nog wel iets mee te doen was. Zelf groeide hij op onder omstandigheden, gelijkend op wat in dit boek beschreven staat. Die ervaringen combineerde hij met deze van een vriendin die eveneens in een commune opgroeide, en daar voegde Kamps tenslotte nog wat fictie aan toe. Het resultaat is grappig, maar legt op onbevangen manier, beschreven door de ogen van een kind van acht, ook situaties bloot die best wel ernstig zijn en die een opgroeiend kind erg kunnen ontwrichten.
“Donnie en ik zitten achter de bar in café Dot. We drinken stiekem bier. Het is heel druk. Kayleigh, een ex-vriendin van mijn moeder, is overleden aan een overdosis heroïne. In de jaren tachtig gaat er voor mijn gevoel bijna elke week wel een lesbische vrouw dood aan een ziekte die ik niet ken of aan zelfmoord of aan drugs. En mijn moeder kent ze allemaal.”
Alhoewel de gebeurtenissen gezien worden door de ogen van een kind van acht, is het geen kind van acht dat het boek schrijft. Het wordt verteld vanuit herinneringen en het taalgebruik is daarom gelukkig stukken volwassener, maar de frisse blik waarmee een kind naar de dingen kijkt, blijft wel aanwezig. De conversaties of handelingen zijn soms ook erg volwassen en dat voelt wel eens onwerkelijk aan. Er komen woorden uit de monden van de kinderen waarvan het vreemd is dat ze die al kennen, of ze zijn bezig met activiteiten waar een doorsnee achtjarige nog helemaal niet aan toe is.
Alhoewel de kinderen aan weglopen denken, met de kinderbescherming te maken krijgen, en best vaak te lijden hebben onder het vreemde gedrag van de volwassenen, geeft de verteller niet de indruk ongelukkig te zijn. Niettegenstaande valt niet te ontkomen aan een zekere droefenis tussen de grappige passages door. Maar flexibel als kinderen zijn, worstelen ze zich overal doorheen, en bovendien hebben ze elkaar. Ze schijnen stabieler in het leven te staan dan de volwassenen in dit boek.
"‘Je bent seksueel misbruikt,’ zegt Donnie als we tijdens de pauze op het klimrek hangen.
‘Niet!’ zeg ik.
Eigenlijk weet ik het niet, het voelde alsof juf Oldenhuis heel alleen is en eenzaam. Het voelde niet seksueel.
‘Luister,’ zegt Donnie, ‘borsten zijn borsten. Als je daartegenaan gedrukt wordt, is het seksueel. Als ik jou tegen mijn pik aan druk, is het ook niet alleen en eenzaam, of wel?’ Ik knik. Ik ben misbruikt. Het voelt volwassen."
De ontknoping is erg verrassend en origineel, heel sterk omdat je ze niet ziet aankomen. Hierna moet je het boek eigenlijk meteen herlezen. Heel wat passages gaan er heel anders uitzien. Een boek als dit laat ons hopen dat Kamps en andere schrijvers nog veel inspiratie weten te vinden in die verschrikkelijk boeiende jaren tachtig.
Reageer op deze recensie