Een heerlijk ouderwets sprookje
Peter Schlemihl ontmoet bij een vriend een vreemde man die alles wat men maar wenst uit de zakken van zijn rokkostuum kan halen. Niet alleen kleine voorwerpen komen tevoorschijn, maar ook hele grote, zoals tenten en paarden. Peter raakt gefascineerd door de man, die door iedereen als vanzelfsprekend wordt beschouwd alhoewel niemand hem schijnt te kennen. Het wordt nog vreemder als de man Peter opzoekt en hem een ruil voorstelt: een beurs vol goudstukken die nooit leegraakt in ruil voor zijn schaduw. Peter stemt toe maar ontdekt dat leven zonder schaduw van hem een paria maakt. Hij wordt uitgesloten en uitgespuwd door de maatschappij en kwijnt weg. Een jaar en een dag later zoekt de man hem weer op en stelt een nieuwe ruil voor: zijn schaduw voor zijn ziel. Peter beseft nu dat de man de duivel is. Hij weigert zijn ziel af te staan maar de duivel is niet van plan hem zomaar te laten gaan.
De wonderbaarlijke geschiedenis van Peter Schlemihl is een sprookje. Het werd oorspronkelijk in 1813 in het Duits geschreven door Adelbert von Chamisso, een Fransman die als gevolg van de Franse Revolutie uit moest wijken naar Duitsland en zijn naam veranderde. Het sprookje schreef hij om de kinderen van zijn gastheer te vermaken. Het was taalkundig niet bijster goed maar het sloeg aan en werd in 1830 al een keer naar het Nederlands vertaald. De nieuwe vertaling is van de hand van Martin Michael Driessen, zelf ook bekend als auteur en momenteel met De pelikaan shortlister voor de Libris Literatuurprijs 2018.
Het sprookje ademt die sfeer van magie en verwondering uit die we ervan verwachten. Gebeurtenissen die in werkelijkheid niet kunnen, worden door iedereen in de sprookjeswereld als vanzelfsprekend beschouwd. Sprekende dieren komen in het verhaal niet voor maar de duivel die een schaduw oprolt en in zijn zak steekt, een beurs die nooit leegraakt, of zevenmijlslaarzen wel, en niemand vindt dat vreemd. Alhoewel oorspronkelijk voor kinderen geschreven, is dit sprookje toch zeer geschikt voor volwassenen. Meer nog, het lijkt in meerdere opzichten, waaronder de taal, wat moeilijk voor kinderen, alhoewel er geen onderwerpen aangeroerd worden die niet geschikt zouden zijn.
Driessen heeft erover gewaakt dat ook de vertaling het karakter van een sprookje behoudt door een taal te hanteren zoals we die in sprookjes gewend zijn. Uiteraard bezit Peter Schlemihl een beurs en geen portefeuille, hij leest een courant en geen krant, en betalen wordt met goudstukken gedaan. Vaak wordt gebruik gemaakt van woorden en zinsconstructies die we niet meer gebruiken, tenzij precies om sprookjes dat fabelachtige te geven.
“Ongeveer een uur gaans tot het stadje, op een zonnige vlakte, werd ons de weg versperd door een feestelijk uitgedoste menigte. Het rijtuig kwam tot stilstand. Er werden klokken geluid, kanonschoten klonken, hoeragejuich schalde door de lucht – voor het portier van het rijtuig verscheen een koor van lieflijke meisjes in witte gewaden, wier charmes echter verbleekten als sterren voor de zon naast die ene, onvergelijkelijke schoonheid.”
De schaduw die het hoofdpersonage kwijt is, staat symbool voor het vaderland dat de schrijver heeft moeten achterlaten. Voor wie graag op zoek gaat naar diepere betekenissen in een boek, is er goed nieuws, want dit is niet de enige symbolische verwijzing. Martin Michael Driessen gaat in een nawoord uitvoerig in op de figuur van von Chamisso en de in het boek gebruikte metaforen. Dit nawoord is bijzonder interessant om te lezen. Vermeldenswaard is tenslotte ook de opname van enkele mooie pentekeningen van reeds lang overleden tekenaars die het boek verluchten. Dit kleine maar fijne boekje zal menig lezer met nostalgie doen terugdenken aan de tijd dat hij of zij zelf nog sprookjes las, niet gehinderd door de kritische kijk op de dingen die eigen is aan het volwassen zijn. Dit uitstekende boekje brengt die tijd heel eventjes terug en dat is een mooie verdienste.
Reageer op deze recensie