Hoe armoede en humor toch hand in hand kunnen gaan
Deepa Anappara was elf jaar lang journaliste in India, waar ze zich bezighield met het verslaan van de gevolgen van armoede en het religieuze geweld in haar land. Vooral de impact daarvan op de ontwikkeling van kinderen bracht haar in de kijker en leverde haar meerdere prijzen op. Op een gegeven moment verhuisde ze naar Engeland om er Creative Writing te gaan studeren. Ze wilde als onderdeel van die cursus graag iets schrijven over de vermiste kinderen in India – er verdwijnen bijna 180 kinderen per dag in het land en van het merendeel wordt nooit nog iets vernomen – maar dat lukte haar initieel niet. Met dit boek vond ze wel de juiste toon om haar verhaal te doen, dat fictie is maar waarvoor ze putte uit de ervaringen die ze als journaliste opdeed. Dit debuut is des te opmerkelijker, omdat het nog voor het klaar was al drie prijzen won.
Jai is een hindoekind van negen dat in een basti woont, een sloppenwijk. Zijn familie is arm, net zoals die van zijn vriendin Pari (ook hindoe) en zijn vriend Faiz (moslim). De belangrijkste reden voor hem om naar school te gaan is de middagmaaltijd. Een dag niet naar school betekent ‘s middags een lege maag. Dan verdwijnt hun klasgenoot Bahadur. De bewoners van de wijk zijn ongerust, de politie laat zich door hen steekpenningen betalen maar doet verder niets. Ze zijn immers maar uitschot van de laagste kaste en daar zijn er genoeg van. Jai, een fan van Police Patrol op tv, besluit dat hij met zijn twee vrienden zelf een detectivebureau zal beginnen om hun klasgenoot op te sporen. Ze schuwen achterbuurten en gevaarlijke plaatsen niet, en vragen zich ondertussen af of het misdadigers zijn die kinderen laten verdwijnen, of misschien wel een ‘djinn’?
Het verhaal is geschreven vanuit de beleving van een kind, maar de verteltoon is heel volwassen en het is ook een boek voor volwassenen. Met veel humor – en doorspekt met Indiase woorden waarvoor men de verklarende woordenlijst achteraan heel vaak zal raadplegen – beschrijft Anappara hoe de armsten onder de armen in angst leven omdat alsmaar meer kinderen verdwijnen. En hoe ze tegen elkaar worden opgezet om te geloven dat het moslims zijn die het op de hindoes gemunt hebben. Tussen de gebeurtenissen door krijgt de lezer een schrijnend beeld voorgeschoteld van hoe deze mensen moeten zien te overleven, hoe ouderlijk geweld op kinderen geen uitzondering is, hoe weinig belang aan onderwijs gehecht wordt en hoe klein de hoop op een beter leven is.
In Djinn patrouille op de Paarse Lijn, vertaald door Anneke Bok, is het de luchtige toon die in eerste instantie opvalt. Humor is in het werkelijke leven van deze arme kinderen zeer sterk aanwezig en dat toont het boek heel goed. Het was een aspect dat de schrijfster nooit in haar artikelen kon meegeven, omdat deadlines en beperkte ruimte het niet toestonden. Die humor houdt het boek verteerbaar, want de realiteit die Anappara via deze fictieve personen beschrijft, is hard en troosteloos. Deze negenjarige kinderen zijn enerzijds nog klein en naïef, maar anderzijds worden ze door het leven gedwongen om snel volwassen te worden. Wat zij doen kan amper leven worden genoemd. Het is overleven.
Hoewel het boek bijna uitsluitend vanuit Jai’s perspectief verteld wordt, heeft de schrijfster ook drie volksverhalen toegevoegd waaraan de bewoners van de sloppenwijk levensbelang hechten. Ze lijken wat los van de rest van het boek te staan maar illustreren wel hoe bijgeloof nog altijd deel van de cultuur uitmaakt. Enkele malen wordt het perspectief ook bij een van de vermiste kinderen geplaatst, en krijgt de lezer inkijk in wat voorafgaat aan de verdwijning. Deze toevoegingen zijn niet bijzonder interessant. Ze halen de lezer uit het verhaal en dragen niet veel bij. Gelukkig zijn ze schaars en kort. De rest van het boek blijft lang nawerken.
Reageer op deze recensie