Over smaak valt niet te twisten
In Een diadeem van dauw voert Arie Storm (1963) zijn hoofdpersonage August Voois andermaal op. Andermaal, want Voois mocht in het verleden al meermaals opdraven. August Voois is een wat onsympathieke schrijver uit Den Haag, is gehuwd en heeft een dochter. In dit boek is de vader van Voois overleden. Alhoewel hij bitter weinig contact met de man had, zet zijn overlijden Voois wel aan het denken over andere recente overlijdens, waaronder die van een schrijver en een interviewer die zich beiden van het leven beroofden. Hoewel Storm de lezer er voortdurend probeert van te overtuigen dat het boek fictie is, is het wel duidelijk dat dit grotendeels niet zo is. Storm is Voois, en Voois is Storm, en alle al dan niet bij naam genoemde personen die Voois omringen, zijn voor wie de media een beetje volgt, duidelijk te identificeren. De grens tussen realiteit en fictie is in dit boek flinterdun.
“We zitten samen gevangen in een ‘fictieve roman’, zoals ik ergens als genreaanduiding heb gelezen (namelijk op de site van een nogal naïeve lezerscommunity met de naam Hebban; de leden, het zijn er 118.047, hebben er over het algemeen een nogal slechte smaak) – en dit is maar een droom.”
Hebban heeft ondertussen al meermaals op de buitenzijde van een boek gestaan. Dit keer staat de site binnenin. Maar met dit citaat brengt Storm zichzelf wel in een moeilijke situatie. Wat is immers de waarde van een goede beoordeling door een recensent met slechte smaak? Storm hengelt naar een slechte recensie want dan kan hij diezelfde slechte smaak in zijn voordeel gebruiken. Alleen staan die weinige sterren er dan toch maar. Een lastige situatie voor een Hebban-recensent, die het nooit goed kan doen.
Gelukkig biedt het boek zelf een uitweg. Het is immers niet slecht (oef), maar ook geen prijsbeest, wat een gemiddelde score oplevert. Dat betekent echter niet dat het boek over de ganse lijn gemiddeld is. Mindere stukken worden afgewisseld door paragrafen die om de juiste redenen blijven hangen, namelijk omdat ze inhoudelijk interessant zijn of taalkundig knap in elkaar zitten. Bij de mindere stukken hoort August Voois’ gewoonte om zichzelf tot vervelens toe te herhalen. Sommige van zijn overwegingen dragen ook helemaal niets bij aan het boek en staan de continuïteit van het verhaal alleen maar in de weg. Een aantal pogingen om tegen zere schenen te stampen van de fictieve alter ego’s van mediafiguren, levert ook wel eens minder gedenkwaardige proza op.
Bij de interessante stukken zitten onder andere een aantal heerlijke uitspraken die door vrienden van Voois worden gedaan en door hem worden geciteerd, de oneliner waarmee Voois’ moeder duidelijk maakt dat de vrouw van de lesbische zus van Voois vanaf nu welkom is in huis, het hilarische verband tussen strandstoelen en milde porno, en dat je wel degelijk een zin met “En” mag beginnen. Arie Storm weet uiteraard een en ander van literatuur en weet hierover dan ook interessante wetenswaardigheden in dit boek te verwerken. Over Mulisch, over Reve, over Keats, maar ook over Simon & Garfunkel, wat dan weer niets met literatuur te maken heeft (alhoewel dat sinds 2016 ook niet helemaal zeker meer is nu Bob Dylan de Nobelprijs Literatuur op zak heeft). De wetenswaardigheden fleuren het boek erg op en maken dat het onafgebroken reflecteren over de dood verteerbaar blijft.
August Voois voorspelt aan het begin van het boek dat hij nog tijdens het schrijven ervan zal sterven. Dat het boek er toch gekomen is, verraadt dat hij er aan het einde nog steeds is. Het ziet er dus naar uit dat er in de toekomst nog proza van Voois alias Storm zal verschijnen. Omdat er veel goeds in Een diadeem van dauw te lezen is, is deze recensent daar – ondanks die overwegend slechte smaak – alvast niet tegen.
Reageer op deze recensie