De donkere kant van het opgroeien belicht
Noah is een kleurenblinde jongen uit het Vlaamse Ronse, tegen de taalgrens gelegen. In de zomervakantie tussen het vijfde en zesde leerjaar van de lagere school in vertellen zijn ouders hem dat ze gaan verhuizen naar Deux-Acren, aan de Franstalige kant van de taalgrens gelegen. Voor Noah, die al heel zijn leven zijn kleurenblindheid compenseert door alles in hokjes en structuren in te delen, is dit als een val in het diepe. Hij verliest zijn vertrouwde omgeving, zijn vrienden, zijn gewoonten. In zijn nieuwe school blijkt hij niet de enige nieuweling te zijn. De andere nieuwe is een meisje, Alizée, uit Rwanda gevlucht voor de genocide. Ze zijn zo verschillend als twee mensen maar kunnen zijn maar dat ene gemeenschappelijke – nieuw zijn – verbindt hen met elkaar. Na die tien maanden samen in het zesde leerjaar verliezen ze elkaar uit het oog, om elkaar tegen het einde van hun middelbareschooltijd weer terug te vinden. Ze pikken de draad van hun bijzondere vriendschap weer op. Vanbinnen voert Noah vanaf dan een voortdurende strijd tussen zijn gevoelens van vriendschap en van verliefdheid.
Yannick Ottoy won met En toen werd het zwart in 2013 de literaire talentenjacht Manuscripting. Daarna ging het manuscript weer voor enkele jaren de kast in om verder te rijpen tot een boek. Dat het een vruchtbaar rijpingsproces was, blijkt al snel bij het lezen ervan. Ottoy, net als Noah geboren in 1984, was wellicht iets te jong om zich de feiten waarover hij schrijft nu nog glashelder te herinneren. Toch beschrijft hij de gebeurtenissen met een meelevendheid die je typisch verwacht van iemand die erbij was. In dit boek zijn dat vooral feiten uit de wielrennerij en de genocide in Rwanda, maar Ottoy sleurt er ook Bill Clinton, het Agustaschandaal, sigarettenmerken en nog wat andere feiten en weetjes bij en past die naadloos in de herinneringen van Noah in.
“Ze wilde een café au lait, met lactosevrije melk, want voor de gewone was ze allergisch. […] Ze vond, voor de volledigheid, overigens niet dat zij aan een intolerantie leed. Nee, het waren de anderen die aan tolerantie leden, en dat was geen onbelangrijke nuance.”
Het boek is een coming of age-verhaal vol rake opmerkingen en overwegingen (zie citaat) zoals jongeren – en Yannick Ottoy blijkbaar – die kunnen maken. Zoals vaak het geval is in dit subgenre van de literatuur, is het verhaal doordrongen van een wat droef-nostalgisch sfeertje. Kinderen groeien op tot jongeren, eerst nog vol geloof dat the limit zich lichtjaren ver boven the sky uitstrekt, maar naarmate ze ouder worden en steeds meer gevormd en getekend door ervaringen, almaar meer beseffend dat sommige grenzen zich helaas heel dichtbij bevinden. Naarmate Noah en Alizée meer en meer tegen die grenzen botsen en dat geloof in de oneindigheid van hun mogelijkheden afbrokkelt, wordt ook het boek naadloos donkerder en droefgeestiger. Een mooi geschreven boek is dit. Niet meteen geschikt voor wie even door een donkere periode gaat, maar absoluut een aanrader voor al die andere momenten.
Reageer op deze recensie