Sedaris balanceert met verve tussen grappig en kwetsend
David Sedaris (1956) is al lang geen nobele onbekende meer, maar ooit was dat anders. Als twintigjarige probeerde hij op eigen benen te staan en daarin was hij maar matig succesvol. Hij was voortdurend blut, slaagde er niet in een baan te vinden, en wat hij verdiende met allerlei baantjes van één dag, spendeerde hij aan drugs. Vanaf 1977 noteerde hij echter consequent alles wat hem overkwam in dagboeken. Dat is een schitterend idee gebleken want ondertussen zijn er al heel wat boeken van zijn hand verschenen die hij samenstelde op basis daarvan. Ze werden stuk voor stuk bestsellers en de tournees die hij maakt om eruit voor te lezen, zijn steevast uitverkocht.
Eerder dit jaar verscheen zijn recentste boek, Calypso. Het boek was nog niet lang uit toen het ook reeds in vertaalde versie verscheen. Gestolen voorwerpen heeft langer op zich laten wachten. Het komt nu pas uit in het Nederlands maar verscheen in feite een jaar voor Calypso. Maar liefst zes vertalers bundelden er hun krachten voor: Theo Schoemaker, Monique ter Berg, Lydia Meeder, Annette van der Heijden, Bart Gravendaal en Gerda Baardman. Dat is zelden te merken. Alleen wanneer ‘Yellow Pages’ de ene keer onvertaald blijft staan en de andere keer vertaald wordt naar ‘Gouden Gids’, rijst het vermoeden dat hier verschillende vertalers aan het werk waren.
Het boek lijkt op de vorige boeken en wijkt er toch van af. De stijl is niet anders dan anders: Sedaris is opnieuw erg grappig en zit vol zelfspot. Hij zet zijn gebreken dik in de verf, maar doet dat ook bij de mensen met wie hij in contact komt. Hij schuwt foute grappen niet, spot met de kleine kantjes van mensen die hij ooit ontmoette, en schopt guitig tegen de schenen van allerlei minderheden, om wie ze zijn, om wat ze denken of om hoe ze zich gedragen. Dat hij zelf homo is, belet hem hoegenaamd niet om er de draak mee te steken. Sedaris doet dit erg grappig en ongedwongen en komt ermee weg. Dat niemand ontkomt aan zijn satire, helpt ook erg om alles in het juiste perspectief te plaatsen.
Waarin het boek verschilt van de voorgaande, is het dagboekformaat. Sedaris heeft zijn notities van 1977 tot 2002 vastgepakt en – mits enige censuur – na elkaar in het boek geplaatst, voorzien van een datum en plaats. Omdat hij in het verleden uit diezelfde notities putte om zijn boeken te schrijven, komt men hier en daar anekdoten tegen die hij al eerder gebruikte, maar dit keer zijn ze in hun pure vorm te lezen, zonder dat Sedaris er een verhaaltje van gemaakt heeft. Bovendien kan men Sedaris’ evolutie deze keer volgen vanaf zijn twintigste tot zijn vijfenveertigste, wat toch weer een andere kijk geeft op zijn fratsen. Het gebruikte materiaal voelt allesbehalve tweedehands aan. Al wordt Sedaris ouder, hij blijft met jeugdige verwondering tegen de wereld aankijken.
Bijzonder vermakelijk is zijn verslag van de Franse lessen die hij volgde, eerst in de VS als voorbereiding op zijn verhuizing naar Parijs, daarna in Parijs zelf. Zijn talloze pogingen om geld te verdienen blijven eveneens hilarisch, en tegen het einde van dit boek aan drijft hij zijn vriend Hugh tot wanhoop als hij van enkele spinnen in de keuken huisdieren probeert te maken. Zijn vader moet het zoals steeds ontgelden, maar je merkt wel hoe belangrijk zijn familie voor hem is, en hoe trots hij met name op zijn bekende zus Amy Sedaris is.
Sedaris is ervan overtuigd dat niemand dit boek van begin tot eind zal uitlezen. Hij verwacht eerder dat men er af en toe fragmenten uit leest. Ruim vijfhonderd bladzijden dagboek is inderdaad ook best veel om in een keer te verwerken. Maar hoe men het ook leest, de unieke combinatie van humor en scherpzinnigheid blijkt ook dit keer weer een schot in de roos.
Reageer op deze recensie