Een sterk verhaal, maar het einde sleept wat aan
Dhananjaya ‘Danny’ Rajaratnam is een Sri Lankaanse vluchteling die al drie jaar illegaal in Sydney woont boven een winkel. Hij werkt als schoonmaker en probeert zo onzichtbaar mogelijk te zijn. Gevoed door het autoritaire regime van zijn thuisland en door een slechte ervaring in Dubai, past hij zijn haarkleur aan en werkt aan zijn accent, zodat hij geruisloos in de omgeving op kan gaan. Op een dag wordt een vrouw bij wie hij vroeger poetste, vermoord. Danny vermoedt te weten wie het gedaan heeft. Dat stelt hem voor een dilemma. Ofwel zwijgt hij en blijft de moordenaar ongestraft, ofwel vertelt hij de politie wat hij weet maar wordt hij vrijwel zeker zelf het land uitgezet.
Aravind Adiga (1974) is Indiër, maar migreerde toen hij nog school liep met zijn familie naar Sydney. Een deel van zijn schoolcarrière doorliep hij daar, om vervolgens in New York en Oxford te studeren. Hij bouwde een loopbaan op als financieel journalist voor hij ging freelancen en aan zijn debuut begon te schrijven. Dat debuut (in het Nederlands verschenen als De witte tijger) verscheen in 2008 en leverde hem meteen de Man Booker Prize op. Na drie boeken relatief snel na elkaar, verscheen jarenlang niets meer van hem. Met Gratie, vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, laat hij eindelijk opnieuw van zich horen.
De titel van het nieuwe boek is een niet honderd procent accurate vertaling van Amnesty, zoals het boek in het Engels heet. In het boek volgen we slechts één dag uit het leven van Danny, wiens handelingen van minuut tot minuut beschreven worden. Danny heeft een scherp observatievermogen. De auteur heeft van zijn personage iemand gemaakt die alle eigenaardigheden van de Australiërs haarscherp opmerkt en bekritiseert. De kritiek is niet snijdend, maar veeleer grappig. Het zijn eigenschappen die de auteur zelf vast ook zijn opgevallen toen hij pas in Australië arriveerde. Het onbekommerd rondlopen in shorts vindt Danny vreemd, maar ook bevrijdend. Taalkundige eigenaardigheden, zoals het veelvuldig gebruik van het woord mate, probeert hij over te nemen. Danny verplaatst zich van het ene appartement naar het andere met een draagbare stofzuiger op zijn rug, en getuigt van een vermogen tot zelfspot door zichzelf hierom een astronaut te noemen.
Danny noemt zichzelf een illegaal en toont met zijn denken en doen hoe migranten die ergens onwettig verblijven, nooit kunnen stoppen met oplettend te zijn voor bepaalde signalen die aangeven dat ze opvallen, en dat arrestatie en uitzetting een reële dreiging worden. Het legt een onophoudelijke druk op hun bestaan die anderen zich niet kunnen voorstellen. Danny doet erg zijn best om te integreren en gaat daarin extreem ver – zo ver zelfs dat hij zijn eigen identiteit grotendeels opgeeft en haast Australischer wordt dan de geboren Australiër. Hij wordt door de auteur voorgesteld als de ideale migrant voor een gastland dat sterk hecht aan de eigen identiteit, en die bekritiseert dat de eisen die aan migranten wordt gesteld, milder of strenger zijn afhankelijk van het land van herkomst, de huidskleur, of de beleden religie.
Adiga’s fijne manier van schrijven en beschrijven blijft helaas geen heel boek lang bekoren. De humor raakt na enige tijd uitgewerkt, de kritische noot is uiteindelijk gezongen, en de schrijver begint zichzelf te herhalen. Danny wordt opgebeld door de man die hij van de moord verdenkt, niet een- of tweemaal, maar steeds opnieuw, en altijd met bedreiging van aangifte bij de immigratiedienst. Danny’s reactie hierop is keer op een keer een variant van hetzelfde, en na een tijdje weet de lezer het wel. De humoristische Danny wordt een angstige Danny die zich irrationeel gaat gedragen. De boodschap die Adiga wil meegeven, verliest haar kracht. Het boek, dat zonder meer een uitstekende start en nog een sterk midden kent, gaat naar het einde toe helaas licht vervelen.
Reageer op deze recensie