Een slap afkooksel van een pandemieverhaal
Elk jaar tussen Kerst en Nieuwjaar komen twee broers en hun neef met hun gezinnen samen in Schotland om te jagen en het nieuwe jaar in te luiden. Tijdens een wandeling ontdekt een van de broers een plek in het bos die behekst lijkt door een duistere entiteit. Meteen daarop ontwikkelt hij griepsymptomen. Twee dagen later en amper weer thuis in Amerika, is hij dood. Onderweg besmette hij iedereen waarmee hij in contact kwam en die besmetting verspreidt zich razendsnel. Op slechts een paar weken tijd sterven miljarden mensen en verandert de wereld in een chaotische en gevaarlijke plaats. Binnen deze chaos gaan mensen op zoek naar gelijkgestemden en proberen te overleven.
Nora Roberts (1950) heeft reeds een immens aantal boeken geschreven. Ze publiceert jaarlijks minstens vijf boeken en is nog slechts enkele boeken verwijderd van haar 250ste publicatie. In vele van haar boeken speelt romantiek een belangrijke rol, maar onder het pseudoniem J.D. Robb publiceert ze jaarlijks ook enkele sciencefictionthrillers. Aan dat tempo verwacht men amper meer dan dertien-in-een-dozijn-boeken, steeds meer van hetzelfde. Het is dan ook verrassend dat Roberts dit keer iets nieuws probeert. Met Het begin, dat het eerste deel is van wat een trilogie moet worden, richt ze haar pijlen op fantasy.
De start van dit boek is werkelijk zeer goed. De hele introductie in Schotland wordt gedetailleerd en sfeervol opgebouwd en de wijze waarop de mysterieuze plek in het bos in het verhaal gebracht wordt, brengt je meteen in een griezelstemming zoals de bekendste meesters van de horror hem creëren. De lezer komt heel wat te weten over de personages en verwacht dan ook ze lang te zullen kunnen volgen. Maar dan… gaan ze allemaal abrupt dood en verplaatst Roberts haar actieterrein naar Amerika met totaal nieuwe personages die ze amper uitwerkt. Een zeer merkwaardige keuze.
Het verhaal blijft nog eventjes boeiend. De maatschappij vervalt in chaos en we volgen een drietal verhaallijnen met enkele personages die moeten overleven in een omgeving die snel gewelddadig en gevaarlijk wordt. De beproeving van Stephen King en de tv-serie The Walking Dead, maar dan zonder zombies, tonen precies hetzelfde verhaal, maar Roberts’ versie is beduidend minder sterk.
Ergens tussen een kwart en de helft van dit boek gaat de plot snel verzwakken. Roberts begint de verhaallijnen samen te voegen. De personages vinden elkaar zeer snel en onderweg pikken ze honderden andere overlevenden op. Enig hoe of waarom wordt niet gegeven. Vrij abrupt vinden ze elkaar in een leegstaand dorp dat ze een nieuwe naam geven: New Hope. Plots wordt men geconfronteerd met heel veel extra personages en het is amper te onthouden wie wie is. Boeiende dingen doen ze amper. Er wordt vooral ergerlijk veel gekwebbeld en bewoners gaan zich organiseren in clubjes. Tuinieren, samen haken, samen kaas maken... De wereld duikelt een afgrond in, er waart bovendien ergens een duistere kracht rond, en samen haakwerkjes maken is het beste wat Roberts kan verzinnen!? Op dit punt valt elke lezer van zijn stoel. Weg is de geloofwaardigheid.
De horror en het mysterieuze van de eerste bladzijden worden gaandeweg vervangen door fantasy. Een percentage van de overlevers heeft door het virus bijzondere gaven gekregen. Ze worden feeën, heksen, vormveranderaars of helderzienden. Roberts trekt een blik onsamenhangende fantasy-elementen open maar lijkt verder geen idee te hebben wat ermee te doen. Amper wat, zo blijkt uiteindelijk. Nog in dit blik vond de schrijfster een hoofdpersonage, pas zwanger, en haar foetus wordt meteen en zonder aanleiding gebombardeerd tot ‘De Ene’, ‘De Verlosser’. Dit kind is belangrijk, maar wie na de steile neergang van de plot nog wil weten waarom, zal op het tweede deel moeten wachten in de hoop dat daarin wat interessants gebeurt en antwoorden gegeven worden. Dit is een zeer slap afkooksel van de betere pandemie- en fantasyboeken. Het eerste kwart verdient veel sterren, de rest is flauw, rommelig en onsamenhangend.
Reageer op deze recensie