Goed begonnen is niet altijd half gewonnen
Julian Barnes (1946) heeft als schrijver zijn sporen ondertussen ruimschoots verdiend. Na een aantal jaren gewerkt te hebben als journalist en recensent, publiceerde hij in 1980 zijn eerste boek, Metroland. In ons taalgebied bleef hij in eerste instantie onopgemerkt, tot hij in 1984 Flaubert’s parrot publiceerde, dat een jaar later als Flauberts papegaai vertaald werd. Met dit boek won hij ook zijn eerste prijzen. Ondertussen is Barnes met Het enige verhaal, vertaald door Ronald Vlek, bij zijn 23ste boek aanbeland. Van een auteur die diverse prestigieuze prijzen in de wacht sleepte, inclusief de bekende Man Booker Prize, verwachten de lezers natuurlijk niets minder dan weerom een topwerk.
Hoofdpersonage in Het enige verhaal is Paul. Hij vertelt – grotendeels vanuit zijn herinneringen – hoe hij begin jaren 1960 als 19-jarige student verliefd wordt op de dan 48-jarige Susan die hij leert kennen bij de tennisclub waar hij zich onder lichte dwang van zijn ouders had ingeschreven. Susan zit vast in een huwelijk dat al jaren dood is en is moeder van twee uithuizige dochters die ouder zijn dan Paul. De verliefdheid blijkt wederzijds. Paul bezit nog de onbezorgdheid van de jeugd en laat de verliefdheid volop toe. Susan zou beter moeten weten maar ook zij onderneemt niets om de relatie af te remmen. Uiteraard wordt de verhouding afgekeurd door wat Paul ‘het Dorp’ noemt, en na verloop van tijd besluiten de twee samen naar Londen te verhuizen, waar Paul studeert, weg van de navelstaarderij van hun omgeving.
Het boek is in drie delen ingedeeld. In het eerste deel vertelt Paul in de ik-persoon over de eerste jaren van hun verliefdheid. Paul vertelt zijn verhaal als oudere man, maar door het gebruik van de eerste persoon wordt uiting gegeven aan zijn intense betrokkenheid bij de relatie. Het is een sterk eerste deel, waarin de relatie tussen Paul en Susan langzaam wordt opgebouwd. De lichte ironie waarmee Paul op rijpere leeftijd terugkijkt naar zijn naïeve, jongere zelf, voegt alleen maar kracht aan dit deel toe.
Deel twee wordt door Paul verteld in de weinig gebruikte jij-persoon. Paul probeert advocaat te worden en woont nu samen met Susan in Londen. Paul blijft liefdevol en bezorgd en probeert er altijd te zijn voor Susan, maar Susan krijgt het moeilijker. Ze is niet van haar man gescheiden en keert af en toe naar hem terug voor administratieve regelingen, waardoor ze nooit echt van hem en zijn losse handjes losraakt. Dat gaat haar emotioneel parten spelen en ze begint zwaar te drinken. Door dit deel in de tweede persoon te vertellen, maakt Paul duidelijk dat hij nog steeds betrokken is, maar dat hij toch ook een beetje afstand neemt van de situatie. Halverwege dit tweede deel raakt Barnes de lezer wat kwijt. Het pittige van de afgekeurde relatie tussen een jongeman en een oudere vrouw is ondertussen uitgewerkt en de persoonlijke problemen van Susan gaan domineren, waarbij de auteur zichzelf iets te vaak herhaalt.
Deel drie, tenslotte, wordt vrijwel volledig verteld in de derde persoon. Paul is een dertiger, heeft een carrière die hem vaak naar het buitenland voert, en Susan maakt geen deel meer uit van zijn leven. Haar alcoholisme maakte het hem onmogelijk nog voor haar te zorgen. Via die derde persoon illustreert de schrijver hoe Paul afscheid genomen heeft van Susan en niet meer betrokken is bij haar leven. Het gebruik van de drie werkwoordtijden is een goede vondst, een kundig schrijver waardig. Maar te veel overbodige en uitgerekte overdenkingen door Paul maken ook dit derde deel te langdradig. Een erg goed eerste deel blijkt helaas niet voldoende om de andere twee matige delen te doen vergeten. ‘Goed begonnen is half gewonnen’ is een spreekwoord dat zelfs voor een Julian Barnes niet altijd opgaat.
Reageer op deze recensie