Vele bomen maken nog geen bos
Het stadje Paulstadt heeft een kerkhof waarvan het oudste gedeelte door de inwoners “het veld” wordt genoemd. Op dit deel wordt amper nog iemand begraven, vele namen op de graven zijn onbekenden geworden. Een oudere man bezoekt het veld bijna elke dag en denkt dan vanop een bankje aan de overledenen die er liggen. Hij heeft de meesten hier gekend of minstens weleens ontmoet. Hij probeert zich voor de geest te halen hoe ze waren, al beseft hij dat zijn herinneringen niet accuraat zijn. Nadat hij weer huiswaarts is gekeerd, vertrouwen negenentwintig van deze overledenen de laatste fase van hun leven aan de schrijver toe.
Het veld is de derde roman van de Weense schrijver Robert Seethaler (1966) die wordt vertaald. Tevoren mochten we al genieten van Een heel leven en De Weense sigarenboer. Liesbeth van Nes stond opnieuw garant voor de vertaling. Qua concept past dit nieuwe boek erg bij Een heel leven. Daarin blikte Andreas Egger aan het eind van zijn leven terug op wat hij had meegemaakt. In Het veld doen meerdere bewoners van Paulstadt hetzelfde. Alleen zijn zij allemaal al overleden en blikken ze slechts terug op de laatste maanden, weken of dagen van hun leven.
Inclusief de nog in leven zijnde oude man, passeren dertig personages voor het oog van de lezer. Dat is best veel. Elk hoofdstuk is een personage en de meesten praten alleen over zichzelf. Referenties aan anderen komen slechts sporadisch voor. Vele verhalen zijn zo kort dat de naam van de verteller niet eens blijft hangen. Als een personage toch in een ander verhaal vermeld wordt, gaat daarom bij de lezer vaak geen belletje rinkelen. De terugblikken doen nog het meest denken aan losstaande korte verhalen. Sommige hiervan zijn goed, andere matig, maar een aantal ervan is ook saai en overbodig. Elk personage heeft een ander karakter, en daar hoort een specifieke toon van vertellen bij. Seethaler heeft zich verdienstelijk van deze taak gekweten. Het ene personage is een uitvoerig verteller, het andere is erg to the point, nog een ander personage heeft eigenlijk niet zoveel te zeggen. Het citaat hieronder, bijvoorbeeld, bevat het volledige hoofdstuk van sigarenverkoopster Sophie Breyer:
“Idioten.”
Andere personages verleiden de auteur er dan weer toe om enkele diepzinnige pareltjes uit zijn mouw te schudden, zoals:
“Hij was namelijk van mening dat alleen op deze manier, met de rug naar de wereld, in alle rust en zonder enige afleiding, een gedachte ten einde te denken was.”
Aan dit boek start je met de idee dat de verhalen op een gegeven moment allemaal samen zullen komen, dat er een verband achter zit. Je wil Paulstadt begrijpen, ontdekken waarom die doden allemaal zo nodig wat over hun levenseinde willen vertellen. De verwachting is dat in Paulstadt ooit iets gebeurd is, een onverkwikkelijke historie die de overledenen met elkaar verbindt. Er moet toch een reden zijn waarom Seethaler net deze doden tot leven heeft gewekt en de honderden anderen met rust heeft gelaten? Precies daarom leest men de verhalen ook heel geconcentreerd, om toch maar geen hint te missen. Maar als na twintig van dertig verhalen gaat dagen dat er geen rode draad inzit, rest alleen de vaststelling dat de losse verhalen niet bepaald erg sterk of boeiend zijn. Seethaler blijft goed schrijven, de personages zijn allemaal heel verschillend en de verhalen bijgevolg ook, maar de belofte die achter al deze levenseindes zit, dat in elkaar klikken van de gebeurtenissen, wordt niet waargemaakt en dat laat alle interesse vervliegen. Vele bomen maken nog geen bos. Van de Ier Máirtín Ó Cadhain werd vorig jaar Onder de zoden gepubliceerd, een vertaling van een boek uit 1949 met een vergelijkbaar thema. Daar laat Het veld de lezer in eerste instantie aan denken, maar hoewel Seethalers boek zich veel makkelijker laat lezen, blijft zijn poging toch mijlenver achter bij wat Ó Cadhain gepresteerd heeft.
Reageer op deze recensie