Niet in een hokje te stoppen
Chef en Anton zijn op zoek naar de Blauwe Ridder. Het begon met enkele mysterieuze landkaarten die onder Chefs hotelkamerdeur werden geschoven. Hij vond in Anton, die praat met een wespenaccent, een gids en knecht, en samen zoeken ze hun weg naar de Verzonken Stad, voor het te laat is en de Blauwe Ridder de wereld vernietigt. De zoektocht verloopt chaotisch, kolderiek en allesbehalve volgens het boekje.
Pepijn Lanen (1982) is bij de rapminnende bevolking wellicht vooral bekend door zijn muziek. Hij gaat al een hele tijd mee als rapper Faberyayo en maakt onder andere deel uit van ‘De Jeugd van Tegenwoordig’, waarmee niet uitsluitend Nederland overwonnen werd, want ook in Vlaanderen staat de band geregeld op grote (festival)podia. Dat Lanen meer dan alleen rapteksten schrijft, is niet zo bekend. Toch verscheen zijn eerste boek – een samenwerking met James Worthy – al in 2011. Het wapen van Sjeng is Lanens vierde soloboek en volgt de graphic novel Hotel Dorado op.
Het boek past stijlgewijs volledig binnen het nog beperkte oeuvre van de schrijver. Kenmerkend is dat Lanen buiten de vaste denkpaden wandelt en schrijft. Dat levert een verhaal op dat niet altijd logisch of rechtlijnig in elkaar zit, weleens knotsgek wordt, waarin afwijkende stijlvormen niet verboden zijn, en waarin taal ook maar een middel is in plaats van een doel. Het boek is bij vlagen humoristisch, doet soms glimlachen om een goed gevonden zinsnede, maar levert evengoed af en toe een WTF-momentje op omdat ons arme lezersbrein het denkpatroon van de schrijver net even niet kan grijpen. Voor wie het onderhand wel gehad heeft met de overdaad aan steeds-meer-van-hetzelfde-boeken, is Het wapen van Sjeng de ideale leesuitdaging. Geen voer voor hokjesdenkers, dit.
Hoofdpersonage Chef is een vlotte kerel, iemand die flierefluitend door het leven walst en er niet doorheen hoeft te ploeteren. Hij heeft zich dan wel een queeste op de hals gehaald die een fantasyroman niet zou misstaan, toch zwoegt hij zich geen weg door berg en dal, trollen en demonen bevechtend of een innerlijke strijd voerend. Waarom zou je ook als dat evengoed kan door je van hotelkamer naar hotelkamer te begeven, dikwijls in het gezelschap van de nieuwste scharrel voor één nacht? Als je zo vlot bent, moet Lanen hebben gedacht, dan praat je natuurlijk met een overdaad aan Engelse woorden. Best leuke zinnen als “Ik was tempted de waarheid op tafel te gooien.” of “[…] de joke was on hen [...]” komen dan ook iets te vaak voor om tot op het eind interessant te blijven.
Lanen maakt indruk met sporadische beeldspraak die kinderlijk eenvoudig is en tegelijk alles zegt. Wat te denken van “de schuifdeur maakt een schuifdeurgeluid”? Ook voor subtiele grappen waar je haast overheen leest is plaats: “Een trein die ik met eigen handen heb laten bouwen door anderen.” Je gaat er niet van gieren, maar ze onderstrepen wel de luchtigheid van het boek. Over de keuzes van enkele voor- en familienamen valt ook wat te zeggen, maar we doen het niet. Laat deze goede vondsten maar een plezierige ontdekking voor de lezer blijven.
Tenslotte maakt de schrijver het onmogelijke mogelijk in dit verhaal. Reizen op zeepaardjes doe je toch onderwater? Maar hoe drink je dan tezelfdertijd shotjes of kijk je tv? Hoe adem je? Dat de plot soms kant noch wal raakt, daar kan niemand omheen. Lanen tast vrolijk grenzen van taal en thema’s af. Hier en daar te veel van het goede en niet elke alinea is een even groot succes. Als je bevattingsvermogen te lang wordt uitgedaagd, treedt wat moeheid op. Dan is het tijd om het boek even aan de kant te leggen tot het weer aantrekt. Dat gebeurt onherroepelijk. Schrijvers die de originaliteit opzoeken zonder dat ze onleesbare rotzooi produceren, zijn dun gezaaid. Die moeten we koesteren.
Reageer op deze recensie