Grappig en grof, echter weinig afwisselend
Barry King is autoverkoper in een Mini-garage. Hij neemt de vrouwen graag mee om een testritje te maken en dat eindigt steevast in de beste wip die deze vrouwen ooit gehad hebben. Minstens honderd vrouwen heeft King zo al verleid. Hij is gehuwd met een vrouw die hem alleen maar op de zenuwen werkt, en is vader van een volwassen dochter die, tot zijn ongenoegen, lesbisch is. Zijn vrouw, dochter en de vriendin van zijn dochter moeten de grofste beledigingen slikken van hem. Maar dit alles gebeurt uitsluitend in zijn fantasie. In werkelijkheid is hij een trouwe werknemer en een brave huisvader.
Op een goede dag komt het er toch van, dat testritje met happy end, en dit luidt meteen zijn midlife-crisis in. Hij laat zich door zijn Turkse vriend Ali overtuigen om samen naar Berlijn te gaan. Ze gaan er zwaar uit de bol en King valt er als een blok voor de zeventienjarige Frederike. Het enige waar hij nog aan kan denken is aan het nieuwe leven dat hij met haar zal opbouwen.
Ik heb aids van Johnny Diamond is alweer de achtste roman van Marnix Peeters (1965) sinds zijn debuut in 2012. Zoals de meeste van zijn boeken is ook deze roman satirisch en karikaturaal, stevig duwend tegen de laatste heilige huisjes die weigeren om te vallen. Tegelijk legt de schrijver kritisch de vinger op een aantal wonden die onze maatschappij ontsieren door zijn personages karaktertrekken te geven die niet te tolereren zijn. Het resultaat is opnieuw een absurd en grappig boek dat bovendien heel betaalbaar is, want Peeters ageert actief op de soms erg hoge boekprijzen door zijn eigen boeken zo goedkoop mogelijk te houden.
Zoals steeds tovert Peeters enkele personages uit zijn pen die zich niet op de rand van de marginaliteit bevinden, maar daar al lang overheen lijken te zijn gestruikeld. Hij weet ook dit keer weer op een heerlijk grove manier bepaalde types mensen en hun gedragingen te beledigen. Dat klinkt merkwaardig, maar een harde kern van kwistig hashtaggende twitteraars en journalisten met ellenlange tenen maakt van grappenmaken een steeds moeilijker evenwichtsoefening, en het doet plezier dat sommige auteurs die koorddans toch nog uit durven te voeren. Collega-schrijver Herman Brusselmans viel al een paar keer van dat koord, maar ook Peeters kreeg al eens kritiek te slikken. In een column hekelde hij recent nog dat een Nederlandse journalist het tot zijn verbazing niet vond kunnen dat hij enkele Nederlandse schrijvers van Turkse afkomst Turken had genoemd in een weekblad. Wat doe je dan vervolgens als schrijver? Precies wat Peeters doet: je dient de journalist van antwoord en voert in je volgende boek natuurlijk een Turk op. Tegen zere schenen stampen en mensen wijzen op hun oogkleppen is immers waar satire voor gemaakt is.
Het boek vangt aan met twee grote delen. In het eerste deel legt Barry King de basis voor zijn midlifecrisis door monkelend en fantaserend om zich heen te kijken, terwijl hij in deel twee los- en uitbarst. Een paar kleinere, afsluitende deeltjes breien nog een conclusie aan het verhaal. Ze zijn heel kort, maar wel bepalend voor hoe het de personages uiteindelijk vergaat.
Qua humor is er geen verschil met vorige boeken. Diverse personages hebben vreemde en daardoor grappige namen (Fantina Uyttebroeck, Andy Keihard, Andrea von Vonnen), ze denken en doen niet alledaagse dingen, en sommige situaties waarin ze verzeild raken, had Louis de Funès vast graag in zijn films verwerkt. Toch moet gezegd dat het geheel iets minder fris aanvoelt dan gewoonlijk. Een aantal personages en situaties doet vaagjes denken aan iets dat in vorige boeken al eens geschreven is en de plot is dit keer erg monotoon: veel seks, drank en drugs en weinig daar tussenin. Ik heb aids van Johnny Diamond is wel grappig maar niet Peeters’ hoogtepunt.
Reageer op deze recensie