Absurd en grof, maar ongemeen grappig
Mercedes Van De Cloot is door haar huwelijk de negende gravin van Blaasveld. Ze is ondertussen haar echtgenoot kwijt en bleef achter met een tienertweeling met dwerggroei. Door geldproblemen is ze haar kasteel kwijtgeraakt en heeft ze noodgedwongen onderdak gezocht in een hoeve in Driemaagden. Daar is ze niet alleen naartoe getrokken. Met haar kwamen, buiten haar kinderen, nog mee: Helga Glatzer-Schneeberg, de door medische kwalen geobsedeerde Duitse huishoudster, Albert Shiverdecker, de doofstomme butler, Yvette, de vuilgebekte beo, en Jenesepa Oghenekohwo, een Nigeriaan met rood haar. De negende gravin van Blaasveld heeft een afkeer van vrouwen en onder het pseudoniem Elliot T. Davenport schrijft ze boeken hierover. Jenesepa is door haar gekocht voor 19,79 euro om haar schrijfsels op een typemachine uit te tikken, en hij is zelf ook de schrijver en vertelstem van In elke vrouw schuilt haar moeder.
Marnix Peeters (1965) denkt een beetje anders dan de doorsnee mens, vermoedelijk. Misschien een gevolg van een te harde tik op het hoofd als kind, of zuurstofgebrek bij de geboorte, of een slecht verteerde kinderziekte, wie weet. In ieder geval zijn de gevolgen positief voor ons, lezer. Het heeft immers geleid tot een aantal boeken die qua absurditeit en humor tot het betere werk behoren. Ook In elke vrouw schuilt haar moeder, met zijn rariteitenkabinet aan personages en zijn opeenvolging van knotsgekke situaties, is daarin niet anders. Reeds na een halve bladzijde in het eerste hoofdstuk, nadat Jenesepa het ontstaan van zijn voornaam heeft verklaard, verschijnt bij de lezer onvermijdelijk een grijns op het gezicht die niet meer verdwijnt zolang het boek duurt.
Marnix Peeters schrijft geen Nederlands, hij schrijft Vlaams. Het Standaardnederlands waarin boeken doorgaans geschreven worden, staat veraf van de taal die Vlamingen werkelijk spreken. Voor de meeste Vlamingen is het Nederlands uitsluitend een schrijftaal. Dat Marnix Peeters hen aanspreekt in hun eigen taal, maakt dat zijn boeken voor hen aangenaam om lezen zijn. De Vlaamse humor komt nu eenmaal beter tot zijn recht als hij ook in het Vlaams te horen of te lezen is. De Nederlandse lezer zal het met Peeters’ boeken allicht moeilijker hebben want er is nog een enorm verschil tussen een Nederlandstalig boek van een Vlaamse schrijver en een Vlaams boek van Marnix Peeters. Maar moeilijk gaat ook, en de beloning die het boek biedt mag er zeker zijn. Het is zoals met Monty Pythonhumor: eenmaal je hem beet hebt, ben je er helemaal weg van.
Marnix Peeters heeft iets met het afzagen van armen. Hij wijdde er zijn eerste boek De dag dat we Andy zijn arm afzaagden uit 2012 al aan en ook dit keer wordt weer een arm het slachtoffer. Gelukkig geen mensenarm, alhoewel dat niet wil zeggen dat de mensen die het pad van de negende gravin van Blaasveld en haar entourage kruisen, beter af zijn. Geen van hen komt ongeschonden uit deze bizarre ontmoetingen met het verknipte gezelschap weg. Na een ontmoeting is een verblijf in een psychiatrische instelling haast onontkoombaar. Het boek barst van de grove, vrouwonvriendelijke en racistische taal maar toch is niets ervan aanstootgevend. Dat Lies Lefever, een Vlaamse, nagenoeg volledig blinde comédienne met Rwandese roots, helemaal het type persoon dat er in dit boek van langs krijgt, de presentatie van dit boek muzikaal opluisterde, bekrachtigt dat Marnix Peeters helemaal geslaagd is in waar nogal wat andere humoristische schrijvers faliekant de mist in gaan: humor brengen die voor iedereen grappig is.
Reageer op deze recensie