Een pareltje uit de wereldliteratuur, eindelijk vertaald
Als de zevenjarige Marina en haar ouders bij een auto-ongeluk betrokken raken, wordt Marina op slag wees. Na een periode in het ziekenhuis wordt ze in een meisjesweeshuis geplaatst. Onder de weinige bezittingen die ze met zich meekrijgt, bevindt zich een pop die ze van een verpleegster kreeg. De meisjes in het weeshuis vormen een eenheid die met de komst van Marina verbroken wordt en daar hebben ze het moeilijk mee. Marina moet op zoek naar een manier om te verwerken wat er is gebeurd en het verlies van haar ouders en thuis een plaats geven. Hiertoe vindt ze een spel uit dat rampzalig uitpakt.
Andrés Barba (1975) is een Spaanse vertaler, fotograaf, essayist, dichter en schrijver. Met een vader die professor literatuur was kreeg hij de liefde voor lezen en schrijven met de paplepel ingegoten. Amper drieëntwintig was hij dan ook toen hij in 1998 debuteerde met El hueso que más duele, een novelle van ongeveer 80 bladzijden. Dit geringe aantal was voldoende om er meteen een prijs mee te winnen, maar het betekende niet zijn doorbraak. Die kwam er drie jaar later met La hermana de Katia dat werd vertaald als Het zusje van Katia en dat een Nederlandse verfilming kreeg. Kleine handen, dat in Spanje reeds in 2008 verscheen, is het derde boek van deze schrijver dat vertaald wordt. Irene van de Mheen en Jos Kockelkoren namen dat op zich. Opnieuw is het met amper 100 bladzijden aan de dunne kant, maar Barba bewijst andermaal dat hij niet veel woorden nodig heeft om zijn lezers te overtuigen van zijn literaire talent.
Middels twee wisselende perspectieven maken we enerzijds kennis met Marina (ik-perspectief) en de groep meisjes die al voor haar komst in het weeshuis verbleven (wij-perspectief). Marina geeft haar visie op de gebeurtenissen vanaf het moment van het ongeval, via haar verblijf in het ziekenhuis tot aan haar komst in het weeshuis. Pas als zij daar arriveert, schept Barba ruimte voor het tweede perspectief dat Marina’s tijd met de andere weesmeisjes vanaf een andere zijde belicht. Wat Marina aan de groep meisjes opvalt, is hoe identiek ze allemaal zijn. Zelfde kleding, zelfde gedragingen, zelfde denkbeelden. Alleen hun namen zijn verschillend. Wat de groep aan Marina opvalt, is dan weer precies het omgekeerde. Ze valt buiten de groep, denkt haar eigen gedachten, doet haar eigen ding. Ze heeft moeite om met de anderen samen te smelten. De weesmeisjes hebben nog nooit iets meegemaakt. Van de wereld die Marina buiten het weeshuis gekend heeft, kunnen zij zich geen voorstelling maken.
‘Mijn vader was op slag dood, mijn moeder overleed in het ziekenhuis.’
Marina dreunt deze zin emotieloos op, als een mantra, wanneer ze zich aan iemand voorstelt. Hij hoort bij haar persoonlijkheid, is onderdeel van haar naam geworden. Het emotieloze ervan trekt Barba doorheen heel het boekje door. Zowel de wij-groep als Marina vertrouwen hun wedervaren heel vlak aan het papier toe. De kinderen lijken te hebben geleerd geen gevoelens te tonen, al zijn die er wel. Ze worden onrechtstreeks geuit, zoals bijvoorbeeld tijdens het sporten.
‘Wat was alles makkelijk als we basketbalden. We dompelden ons onder in de vermoeidheid, een diepe ruimte vol emoties.’
De rustige en droge wijze waarop de auteur de feiten weergeeft, maakt het verhaal sterker. Het verdriet en de eenzaamheid van Marina komen er des te krachtiger door tot uiting en dat zorgt voor een beklemmende sfeer. Barba vindt schijnbaar moeiteloos de juiste beeldspraak om de gemoedsgesteldheid van de personages over te brengen en de vaak korte dialogen vullen dit aan waar nodig. Hij heeft er lang over gedaan om dit te schrijven en heeft het meermaals herschreven en aan anderen laten lezen voor hij de juiste toon had gevonden. Uit zuiderse landen, waaronder Spanje, komen wel vaker pareltjes uit de wereldliteratuur tot ons. Kleine handen hoort in dat rijtje thuis.
Reageer op deze recensie