Grappig en ontspannend, maar geen Hendrik Groen
In Zolang er leven is beloofde Hendrik Groen (1929) het al, en wel op 7 december 2015: “Om het dreigende gat op te vullen en de lenigheid van geest te bewaren heb ik mezelf een nieuwe uitdaging gesteld: ik ga in januari aan een roman beginnen.” De roman gaat over heel wat anders dan Groen ons beloofd had in zijn dagboek, maar gekomen is hij er wel. Ondertussen weten we dat ene Peter de Smet achter de boeken van Hendrik Groen zit, maar laat dat de pret vooral niet drukken.
Rotzak van dienst in het boek is Arthur Ophof, die op het punt staat vijftig te worden. Hij zit vast in een huwelijk waar al lang de klad in zit, staat dagelijks in de file op weg naar een kantoorjob bij een bedrijf dat wc-artikelen verhandelt, en ziet als enige lichtpunt de wekelijkse golfwedstrijd met drie vrienden op vrijdag. Kort na zijn verjaardag deelt zijn baas hem mee dat ze hem helaas moeten ontslaan omdat het slecht gaat in de wc-artikelenbranche. Maar in plaats van te gaan zitten kniezen of een andere baan te zoeken, besluit Arthur dat het tijd wordt om zijn leven helemaal om te gooien. Hij wil iedereen zand in de ogen strooien door zijn eigen dood te ensceneren om vervolgens als een god in Frankrijk in … Italië te gaan leven. Ondertussen gedraagt hij zich heel egoïstisch en onaardig tegen iedereen, behalve tegen zijn golfvrienden.
Er zijn een aantal overeenkomsten met de vorige boeken van Hendrik Groen. De snedige vertelstijl en de humoristische kijk op alledaagse dingen die de dagboeken van Groen zo aantrekkelijk en grappig maken, zijn ook in dit boek aanwezig. Net als de dagboeken is ook dit boek een aaneenschakeling van korte hoofdstukken die het leestempo danig opschroeven. Af en toe wordt een hoofdstuk in cursieve druk tussen de andere geschoven en dat is dan Afra, Arthurs vrouw, die spreekt. Zij geeft haar kijk op wat er rondom haar gebeurt. Het is bijzonder grappig om te lezen hoe zij zich door Arthur in de luren laat leggen, of net niet.
Er zijn echter ook significante verschillen. Die leuke maatschappijkritiek die zo heerlijk bot en ongegeneerd de vinger op de wonde legt, is niet helemaal weg, maar heeft toch grotendeels plaats geruimd voor Arthurs organisatie van zijn eigen dood. De hoofdpersonages zijn dit keer geen kwajongens op leeftijd, maar gedragen zich veeleer als pubers. Kwajongens zijn leuker dan pubers. Dit keer ook geen bejaarden die zich doorheen ouderdomskwaaltjes moeten worstelen of afscheid van vrienden moeten nemen, met kwetsbare en tedere momenten tot gevolg. Ook al neemt doodgaan opnieuw een belangrijke plaats in het boek in, het is dit keer toch anders. In dit boek is geen plaats voor veel emotie. Het moet vooral grappig zijn.
Dat laatste lukt aardig, ook al zullen lezers van de dagboeken van Hendrik Groen die de boeken lezen, precies omdát Groen is wie hij is, toch vinden dat er iets ontbreekt. Het gevoel dat Hendrik Groen echt tot je praat, is er dit keer niet. Arthur Ophof staat ook niet erg dicht bij de lezer. Het is een roman die gewoon door Peter de Smet is geschreven. Dat Hendrik Groen als auteur op de cover staat, nog eens versterkt door een sticker met zijn “foto” op de cover, schept foute verwachtingen. Het boek is sarcastisch, geestig en heel ontspannend, maar toch is de kans groot dat de allusie op Hendrik Groen zal maken dat het minder goed onthaald gaat worden. Nochtans doet de auteur het juiste door uit een ander vaatje te gaan tappen. Een derde dagboek van Hendrik Groen maken dat toch nog vernieuwend is, is heel wat minder eenvoudig dan het lijkt. Op tijd van richting veranderen is te verkiezen boven rechtdoor blijven gaan en je – al dan niet met scootmobiel – te pletter rijden.
Reageer op deze recensie