Asimov achterna? Lang niet!
Charlie en Miranda wonen boven elkaar in hetzelfde flatgebouw. Ze zijn goed bevriend, en er is kans op meer. Charlie is in ieder geval verliefd op de studente, maar is ook ruim tien jaar ouder. Dan komen de eerste androïden op de markt, dure prototypen nog maar, waarvan voorlopig slechts een klein aantal beschikbaar komt. Er zijn dertien populaire Eva’s, en twaalf minder gegeerde Adams. Charlie had na de dood van zijn moeder geld overgehouden aan de verkoop van haar woning en haalt hiermee een androïde in huis. Zijn gegeerde Eva was al uitverkocht, dus werd het een Adam. Om de toenadering tot Miranda te versoepelen, besluit hij dat Adam ook van haar is. Hij configureert de helft van Adams persoonlijkheidsinstellingen en laat Miranda de andere helft invullen. Samenleven met een androïde met een eigen wil wordt echter snel een uitdaging.
Ian McEwan (1948) is met Machines zoals ik niet aan zijn proefstuk toe. Sinds zijn debuut in 1975, dat meteen een schot in de roos was, publiceerde hij een twintigtal werken, meestal romans, maar hij schreef ook enkele jeugdboeken en toneelstukken. Zijn nieuwste heet een dystopische roman te zijn, wat in de lijn ligt van meerdere van zijn eerdere boeken waarin vaak een ingrijpende en weinig opbeurende gebeurtenis de kern van het verhaal uitmaakt. In dit geval spreekt McEwan zelf echter tegen dat het boek dystopisch zou zijn.
De schrijver heeft een aparte insteek gevonden. Het geheel speelt zich af in 1982, ten tijde van de regering Thatcher I, de Falklandoorlogen, de mijnwerkersstakingen. Tegelijk is de technologische vooruitgang er een die een tikkeltje vooroploopt op de onze. Er zijn computers, er is internet, de eerste androïden komen op de markt, er zijn elektrische wagens. En er is Alan Turing, de in 1954 overleden wiskundige, onder andere bekend van de turingtest voor computerintelligentie. In deze alternatieve wereld leeft hij nog. Die insteek maakt de maatschappij niet plots donkerder. McEwan beweert dan ook terecht dat zijn boek niet dystopisch is.
De plot vormt zich rond een interessant idee. De verhouding tussen mensen en androïden wordt uitgediept, en Miranda sleept nog wat bagage mee uit het verleden die voor een nevenverhaal zorgt. Maar McEwan slaagt er niet in eruit te halen wat er potentieel inzit. Hij onderbreekt het verhaal meermaals om de Britse (geo)politieke situatie van het ogenblik te verslaan. Die lijkt erg op wat wij in 1982 in de krant konden lezen. Deze onderbrekingen voegen niets aan het verhaal toe. Ze beïnvloeden de levens van de hoofdpersonages niet, en ook omgekeerd verstoren de hoofdpersonages die gebeurtenissen evenmin. De schrijver situeert het verhaal waarschijnlijk in 1982 omdat hij Alan Turing er per se in wilde hebben, maar dat kon evengoed zonder overbodige politieke verslaggeving. Jammer, want die bijzondere insteek rendeert nu niet.
De relatie tussen Charlie, Miranda en Adam evolueert tot een ongezonde driehoeksrelatie, inclusief jaloezie, achterdocht en geweld. Adam is immers een robot die tot gevoelens in staat is. Die complexe interactie had een uitgebreide hoofdplot moeten worden, maar dat gebeurt niet. McEwan schraapt slechts het oppervlak hiervan af en kiest er verder voor om geregeld nieuwe, korte nevenplots aan het verhaal toe te voegen, in plaats van één thema in de diepte te exploreren. Als het aankomt op relaties tussen mens en robot, spelen de boeken van Isaac Asimov nog steeds enkele categorieën hoger in deze competitie.
Het verhaal is erg vrijblijvend en meerdere gebeurtenissen – zoals wanneer Charlie en Adam kennismaken met Miranda’s vader – zijn eventjes leuk om te lezen maar hebben geen functie in het verhaal. De verwachting – hoe zal de relatie tussen Charlie, Miranda en Adam zich ontwikkelen? – creëert meer leeslust dan de uiteindelijk uitwerking. Ontdaan van alle ballast, is wat rest eerder mager. Goed genoeg als dit uit de pen van een beginnend schrijver was gevloeid, met de hakken over de sloot voldoende als McEwan dit schrijft.
Reageer op deze recensie