Een overtuigend boek maar een overbodig einde
David Diop (1966) werd in Parijs geboren, maar groeide op in Senegal. Nu leidt hij in Frankrijk de faculteit Letterkunde van de Universiteit van Pau. Hij besloot de weinig verkwikkende Franse koloniale aanwezigheid in Senegal te gebruiken als onderwerp voor zijn meest recente roman. Het originele Frère d’âme, een toespeling op ‘frères d’armes’, werd in 2018 uitgegeven met een omslag waarop alleen de naam van de auteur en de titel te zien waren. Vrijwel alle vertalingen plaatsten echter een tekening of foto van een Senegalese soldaat vooraan. Ook voor de Nederlandse versie, Meer dan een broer, vertaald door Martine Woudt, gebruikte de omslagontwerper zo’n beeld. Dat helpt de lezer om zich het hoofdpersonage voor te stellen, en ondertussen werd ook in Frankrijk een editie uitgebracht met een soldaat op de cover. Uitgeverij Cossee vermeldt op de achterzijde dat dit boek de debuutroman is van Diop. Merkwaardig, want hij bracht met 1889, l’Attraction universelle reeds in 2012 een historische roman uit en publiceerde ook al non-fictie.
Alfa Ndiaye moet tijdens de Eerste Wereldoorlog voor Frankrijk vechten. De Senegalese soldaten worden ingezet als aas, kanonnenvlees om de Duitsers te misleiden. Nadat zijn vriend en meer-dan-een-broer Mademba Diop in zijn armen sterft na een urenlange doodstrijd, en Alfa niet kon voldoen aan zijn smeekbede om hem uit zijn lijden te verlossen, voelt hij zich schuldig om zijn lafheid. Hij wil wraak. Op een slinkse manier weet hij daarna telkens één Duitse soldaat te overmeesteren, die hij vervolgens laat sterven terwijl hij hem tijdens zijn doodstrijd in de ogen kijkt. Daarna hakt hij een hand af die hij triomfantelijk weer mee naar het legerkamp neemt. Zijn vreemde gedrag maakt zijn medesoldaten bang. Hij wordt opgesloten en met flarden vertelt hij vervolgens zijn levensverhaal.
Diop sleept zijn lezers mee Afrika in. Omdat hij zelf ook Senegalees is, weet hij de Afrikaanse ziel goed te vatten en over te brengen. Alfa is dan ook een levensecht, realistisch personage. De wreedheid van de oorlog en de tweederangsrol van de zwarten hierin wordt uitvoerig en gedetailleerd beschreven en houdt de lezer alert. De spirituele elementen in het boek sorteren dat effect minder maar tonen wel aan hoe belangrijk bijgeloof is in de Afrikaanse cultuur. Hoewel Alfa de naam van God uitvoerig gebruikt, werkt hij zich niet los van de geesten die zijn eigen, inheemse cultuur rijk is en waar rekening mee gehouden dient te worden. Er is geen clash tussen de twee. In dit boek vermengen beide invloeden zich naadloos met elkaar in de persoon van Alfa.
Alfa geeft ons ook inkijk in de Afrikaanse stammencultuur waarmee hij is opgegroeid. Hij staat dicht bij de natuur en hanteert een taal waaruit dat blijkt. Zelfs als hij gruwelijkheden beschrijft, is het mooie van de natuur nooit ver weg, zoals de geboorte van een kind.
‘Ik kon de vijanden met de blauwe kijkerogen heel goed horen zingen, want die avond bevond ik me vlak bij hun loopgraaf. Bij de waarheid Gods, ik kroop tot vlak bij hun onderkomen zonder dat ze me zagen en ik wachtte tot ze waren uitgezongen om er een te grijpen. Ik wachtte tot het stil werd, tot ze in slaap sukkelden, en greep er toen een zoals je een heel klein kind uit de buik van zijn moeder trekt, met beheerste kracht om de schok te dempen, om het geluid te dempen.’
Het boek is tegelijk een lesje geschiedenis en een aanklacht. Het veelvuldig gebruik van ‘bleekscheten’ en ‘bruinnekken’ zegt alles over hoe blanken en zwarten elkaar zagen. Alfa’s verhaal wordt verteld als een golfbeweging, met getijden die het de ene keer richting heden stuwen, de andere keer richting verleden. Alfa vervolledigt zijn verhaal in beide tijdsperioden gelijktijdig en grillig, maar wisselt met vloeiende overgangen af tussen beide. Jammer van de afsluitende, zweverige hoofdstukken. Diop maakt overtuigend duidelijk hoe Alfa denkt, en ook waarom, en het einde van het boek voegt daar niets aan toe.
Reageer op deze recensie