Aardig boek, maar er zit weinig pit in
Na carrières als leraar en journalist maakte Nick Hornby (1957) in 1992 de stap naar voltijds schrijven. Hij debuteerde met een non-fictieboek over voetbal (Fever Pitch) waarin hij over zijn eigen liefde voor Arsenal schrijft. Het jaar erna stelde hij een bundel samen met korte verhalen van diverse schrijvers over … voetbal. In 1995 debuteerde hij nog een keer, maar nu met een volwaardige fictieroman (High Fidelity), waarin een andere passie van hem aan bod komt, namelijk muziek. In latere boeken blijven deze twee onderwerpen geregeld terugkomen. Een andere constante in zijn werk zijn moeilijke liefdesrelaties. En dat is ook precies waar Op het eerste gezicht over gaat.
In Hornby’s nieuwste – vertaald door Nico Groen – volgen we twee personages, Lucy en Joseph. Lucy is een 42-jarige lerares die in een scheiding verwikkeld is en twee zoons heeft. Ze is ontwikkeld, heeft geen geldzorgen en houdt van literatuur en cultuur. Joseph is 22 en houdt daar helemaal niet van. Zijn passies zijn sport en muziek en hij rijgt meerdere baantjes aan elkaar om geld te verdienen. Het leeftijdsverschil tussen hen beiden is groot, maar Lucy vreest dat ook Josephs huidskleur een relatie zou kunnen bemoeilijken. Ze denkt dat haar omgeving daar helemaal niet positief tegenover staat. Ook over het op handen zijnde brexitreferendum denken beiden heel verschillend. Toch slaan de vonken onherroepelijk over.
Op het eerste gezicht is bijna één langdurige dialoog. De auteur spendeert slechts heel weinig aandacht aan het situeren en omkaderen van gebeurtenissen. Nagenoeg alles dient met andere woorden te worden afgeleid uit de gesprekken tussen de personages. Alleen de eerste hoofdstukken vormen daar een uitzondering op, want hierin worden de noodzakelijke contouren van het verhaal geschetst. De vele dialogen maken dat het boek snel vordert, maar het zorgt er ook voor dat een noodzakelijk rustpuntje hier en daar, ontbreekt.
Het leeuwendeel van de aandacht gaat naar het leeftijdsverschil en de daarbij behorende verschillen in leefwereld. Vooral Lucy worstelt hiermee, want zij vreest dat Joseph op een goede dag kinderen zal willen – wat hij ook beaamt – en die zal zij hem dan niet meer kunnen geven. Ze wil ook niet dat hij op een gegeven moment in de toekomst meer haar bejaardenhelper zal zijn, dan haar minnaar. Ze maakt zich ook zorgen over hun vriendenkringen. Zal de hare hem aanvaarden, zal de zijne haar aanvaarden? Dit zijn de thema’s waar Hornby mee speelt, over de huidskleur en de brexit gaat het slechts af en toe.
Wie, gelet op de personages en thema’s, een relatief zwaar boek verwacht waarin controverses niet geschuwd worden en conflicten zich opstapelen, denkt fout. Het is een gemoedelijke roman waarin twee personages die een relatie proberen te laten werken, altijd beschaafd met elkaar omgaan, wel geregeld over dingen twijfelen, maar er altijd wel weer uitraken. Ook de omgevingen van Lucy en Joseph gedragen zich heel volwassen en tolerant. Hornby draagt met deze roman de boodschap uit dat wat ons bindt, sterker is dan wat ons scheidt. Dat is mooi, maar voor een lezer is dit ook wel een beetje saai. Er wordt ontzettend veel gepraat zonder dat er veel te beleven valt, en na enige tijd begint de schrijver zichzelf te herhalen.
Er zit humor in het verhaal, en die vinden we vooral terug in de interactie met Lucy’s zoons. Hun kijk op de zaken en hun slimmigheid om woorden van anderen bewust fout te interpreteren, werkt zeer aanstekelijk. Hun tussenkomsten vormen al snel de hoogtepunten. Maar ook hier weer blijkt dat de auteur geen stevig gekruid boek wilde schrijven. De kinderen zijn guitig maar geen ettertjes, ideaal om zelf te hebben maar niet erg geschikt om lezers mee te vermaken. Het onderschrijft nogmaals wat dit boek is: best aardig, maar je wordt er warm noch koud van.
Reageer op deze recensie