Een frisse potpourri van smaken en stijlen
‘Een pleidooi voor het lezen van korte verhalen begint al te vaak met het betreuren van de geringe appreciatie voor het genre in onze contreien en de lage verkoopcijfers ervan. […] Dat is zo, maar het wordt vast erger als we het voortdurend blijven herhalen.’
- Annelies Verbeke in het voorwoord.
Uitgeverij Podium doet niet wat Annelies Verbeke hierboven schrijft. Niets wordt betreurd. In plaats daarvan overtuigen ze de markt van het korte verhaal door het te publiceren. Met resultaat, want uit de eerste publicatie van een verhalenbundel is ondertussen een hele serie gegroeid. Normaal bevat elke bundel verhalen van één auteur. Dit keer mocht het ietsje anders. De verantwoordelijken voor planning en marketing bij de uitgeverij hadden goed in de gaten dat de Week van het Korte Verhaal in aantocht was, en voorzagen mooi op tijd een speciale uitgave – de 21ste van de serie – met daarin de 21 favoriete korte verhalen van bekende Nederlandse en Vlaamse schrijvers, die hun favoriet ook mogen inleiden.
Over dat getal 21 moeten we het toch even hebben. Annelies Verbeke verslikt zich in haar voorwoord al meteen in dat getal en noemt deze bundel het 20ste deel. Vervolgens blijken er maar 20 verhalen in de bundel te staan. Alex Boogers enthousiasmeert ons namelijk voor een verhaal van J.D. Salinger, waarna helemaal op het einde van zijn betoog doodleuk vermeld staat dat de erven van Salinger helaas geen toestemming gaven voor opname van het verhaal in de bundel. Sneu voor Boogers, maar een koude douche voor de lezer die zich voelt als een kind dat eerst verlekkerd wordt met de belofte van een snoepje, waarna het snoepje weer in de pot wordt gestopt. Je zal maar die lezer zijn die het boek koopt omdat de naam Salinger op de cover staat...
Wat meteen opvalt is dat Nederlandstalige auteurs niet noodzakelijk kiezen voor een favoriet uit het eigen taalgebied. Peter Buwalda koos voor het akelige, geflipte maar uitstekende ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ van W.F. Hermans, Tom Lanoye voor het weemoedig mooie ‘De man in de reus’ van Paul Snoek, Marja Pruis voor ‘Dit is wat ik je beloof’ van Rob van Essen en Sanneke van Hassel selecteerde tenslotte ‘Verkloot’ van Manon Uphoff. Alle anderen gingen voor buitenlandse verhalenvertellers. Opvallend ook is dat slechts vier schrijvers voor een vrouwelijke collega kozen. Bart Moeyaert en Saskia De Coster pikten er bovendien ook dezelfde schrijfster uit: Lydia Davis. Franca Treur gaf de voorkeur aan Lucia Berlin en Annelies Verbeke koos voor Flannery O’Connor.
Schrijvers zijn ook maar mensen met eigen voorkeuren en de bundel is bijgevolg een potpourri van smaken en stijlen geworden. Zowel hedendaagse als klassieke schrijvers werden gekozen, en zowel iets langere als ultrakorte verhalen vullen de bundel. De titel van de bundel is zelf een voorbeeld van zo’n ultrakort verhaal dat – waarschijnlijk onterecht – aan Hemingway wordt toegeschreven. ‘Het verraderlijke hart’ van Edgar Allan Poe is opgenomen als horrorverhaal, maar verder was er weinig animo voor spannende genres en kozen de schrijvers opvallend eensgezind voor korte verhalen die veeleer onder literatuur vallen. Niet al te verwonderlijk omdat de schrijvers die een verhaal mochten uitkiezen, zelf ook in dit segment actief zijn.
Hoe dan ook geeft deze jubileumbundel een mooie bloemlezing van wat mogelijk is binnen het korte verhaal. Er zitten goede tot heel goede verhalen tussen, maar ook enkele missers. Gezien de diversiteit aan verhalen zal de individuele beoordeling ervan sterk afhangen van de smaak van de lezer. De korte verhalen hoeven ook niet gerecenseerd te worden. Sommige gaan al anderhalve eeuw mee, wat niet het geval zou zijn als ze niet goed waren. Het is de verscheidenheid die de bundel als geheel goed maakt. Wie van literaire korte verhalen houdt, zal genoeg moois te lezen terugvinden. Wie dat van zichzelf (nog) niet weet, kan dat met Te koop: babyschoentjes, nooit gedragen alvast twintig keer na elkaar uitproberen.
Reageer op deze recensie