Lezersrecensie
Meesterlijk
[Waarschuwing: wie deel 1 van deze trilogie nog niet las, verkiest misschien om de eerste paragraaf van deze recensie over te slaan. Het is onmogelijk te beschrijven waar deel twee over gaat, zonder iets van deel een weg te geven.]
De Trisolarians komen eraan! Hun doel: de mens uitroeien en de aarde voor zichzelf opeisen. De reis van de Trisolarians zal nog meer dan vierhonderd jaar duren, maar toch waren ze er gerust genoeg in om hun komst nu al aan te kondigen. En dat is niet verwonderlijk want eerder al ontplooiden ze de zogenaamde sophons, enorme elfdimensionale computers die in onze driedimensionale ruimte niet groter zijn dan een proton, en die de technologische vooruitgang van de mens blokkeren. Gezien hun grootte zijn ze niet te detecteren en er rest de mens niets anders dan te berusten, en zonder enige vorm van vooruitgang verder te boeren, wetende dat het feest over vier eeuwen onherroepelijk over is. Maar mensen zouden geen mensen zijn als ze zich daarbij neerlegden. Ze benoemen vier zogenaamde Wallfacers, individuen die de taak hebben om een plan te bedenken om de mens van de Trisolarians te redden. Ze krijgen nagenoeg onbeperkte middelen hiertoe. Drie ervan zijn bekenden, maar de vierde, Luo Ji, was astronoom maar is nu een onbeduidende docent sociologie. Waarom hij precies gekozen wordt, is iedereen een raadsel, hemzelf incluis. Hij is niet van plan een rol in dit verhaal te spelen maar wordt er tegen wil en dank ingezogen, nog meer wanneer de Trisolarians sneller dan verwacht aan de voordeur van de aarde komen kloppen.
The dark forest is het tweede deel van Cixin Liu’s trilogie Remembrance of Earth's Past, waarvan het eerste deel, The tree-body problem de schrijver een Hugo Award opleverde en nominaties voor de Nebula Award, de Locus Award en nog meer dan een handvol andere prijzen en nominaties. De lijst is indrukwekkend maar dat is The tree-body problem ook. Kan het vervolg, dat naar het Engels vertaald werd door China-blogger Joel Martinsen, eveneens imponeren?
Wie het eerste deel gelezen heeft, weet hoe Liu schrijft: erg technisch en wetenschappelijk, met veel kennis van de astrofysica en verwante takken die hij graag etaleert, niet bang om uit te weiden, niet bang om het niveau stevig op te krikken. Hij schrijft liever een bladzijde te veel over zijn stokpaardjes dan een bladzijde te weinig. Het gevolg: een leestempo dat daar verschrikkelijk onder lijdt. Liu eist van zijn lezers dat ze met hem meedenken en er hun hoofd bijhouden. Dit boek, zo’n 550 bladzijden dik, leest als een boek van meer dan 1.000 bladzijden.
Dat klinkt alsof het een zware dobber is. Niets is minder waar. Het is een genoegen om dit boek te mogen lezen. Liu heeft een rijke fantasie en weet binnen de grenzen van onze hedendaagse wetenschappelijke kennis een toekomst te verzinnen die niet alleen geloofwaardig is, maar ook enorm uitdagend voor de lezer. Maar Liu schrijft niet alleen wetenschap. Het verhaal is goed doordacht en oorzaak en gevolg passen logisch in elkaar. De personages zijn van vlees en bloed en hebben eigen levens, die niet overdreven sterk zijn uitgewerkt, maar wel voldoende. Die personages zijn voor een groot deel Chinees, en laat dat nu net ook een verfrissend aspect van Liu’s boeken zijn. Die culturele achtergrond die niet de onze is noopt de vertaler om geregeld een voetnoot toe te voegen, maar verrijkt het verhaal. Toch schrijft Liu opvallend Westers. Hij verwerkt Bijbelse citaten in zijn boek en voorziet dat Chinees en Engels samen de nieuwe standaardtaal van de planeet zullen gaan uitmaken, bijvoorbeeld. De Chinezen in dit boek zijn ook opvallend goed op de hoogte van de Westerse geschiedenis, kunst en literatuur. Maar ook dat is heel realistisch. Gelet op hoe China van een gesloten land op relatief korte tijd geëvolueerd is naar een land met een blik op de wereld gericht, zou het maar vreemd zijn als het China van over tweehonderd jaar níet in die richting geëvolueerd was.
De voorgaande paragraaf verraadt al iets over de periode waarin het boek zich afspeelt. Het begint kort na de ontdekking van de komst van de Trisolarians, rond 2008 van onze jaartelling, en loopt tot 213 jaar erna, als dit buitenaardse ras zowat halfweg is op zijn reis richting aarde. De reis is halfweg, maar toch weet Liu aan dit boek een einde te breien. Wie de trilogie beu is, zou er in principe op dit punt mee op kunnen houden. Maar welke fan wil dat? De toekomst die Liu geschapen heeft, is zo uitdagend dat het alleen maar prettig is om vast te stellen dat het derde deel met meer dan 700 bladzijden nog een stukje dikker is. We kunnen niet anders dan benieuwd uitkijken naar wat Liu in Death’s end nog meer bedacht heeft.
De Trisolarians komen eraan! Hun doel: de mens uitroeien en de aarde voor zichzelf opeisen. De reis van de Trisolarians zal nog meer dan vierhonderd jaar duren, maar toch waren ze er gerust genoeg in om hun komst nu al aan te kondigen. En dat is niet verwonderlijk want eerder al ontplooiden ze de zogenaamde sophons, enorme elfdimensionale computers die in onze driedimensionale ruimte niet groter zijn dan een proton, en die de technologische vooruitgang van de mens blokkeren. Gezien hun grootte zijn ze niet te detecteren en er rest de mens niets anders dan te berusten, en zonder enige vorm van vooruitgang verder te boeren, wetende dat het feest over vier eeuwen onherroepelijk over is. Maar mensen zouden geen mensen zijn als ze zich daarbij neerlegden. Ze benoemen vier zogenaamde Wallfacers, individuen die de taak hebben om een plan te bedenken om de mens van de Trisolarians te redden. Ze krijgen nagenoeg onbeperkte middelen hiertoe. Drie ervan zijn bekenden, maar de vierde, Luo Ji, was astronoom maar is nu een onbeduidende docent sociologie. Waarom hij precies gekozen wordt, is iedereen een raadsel, hemzelf incluis. Hij is niet van plan een rol in dit verhaal te spelen maar wordt er tegen wil en dank ingezogen, nog meer wanneer de Trisolarians sneller dan verwacht aan de voordeur van de aarde komen kloppen.
The dark forest is het tweede deel van Cixin Liu’s trilogie Remembrance of Earth's Past, waarvan het eerste deel, The tree-body problem de schrijver een Hugo Award opleverde en nominaties voor de Nebula Award, de Locus Award en nog meer dan een handvol andere prijzen en nominaties. De lijst is indrukwekkend maar dat is The tree-body problem ook. Kan het vervolg, dat naar het Engels vertaald werd door China-blogger Joel Martinsen, eveneens imponeren?
Wie het eerste deel gelezen heeft, weet hoe Liu schrijft: erg technisch en wetenschappelijk, met veel kennis van de astrofysica en verwante takken die hij graag etaleert, niet bang om uit te weiden, niet bang om het niveau stevig op te krikken. Hij schrijft liever een bladzijde te veel over zijn stokpaardjes dan een bladzijde te weinig. Het gevolg: een leestempo dat daar verschrikkelijk onder lijdt. Liu eist van zijn lezers dat ze met hem meedenken en er hun hoofd bijhouden. Dit boek, zo’n 550 bladzijden dik, leest als een boek van meer dan 1.000 bladzijden.
Dat klinkt alsof het een zware dobber is. Niets is minder waar. Het is een genoegen om dit boek te mogen lezen. Liu heeft een rijke fantasie en weet binnen de grenzen van onze hedendaagse wetenschappelijke kennis een toekomst te verzinnen die niet alleen geloofwaardig is, maar ook enorm uitdagend voor de lezer. Maar Liu schrijft niet alleen wetenschap. Het verhaal is goed doordacht en oorzaak en gevolg passen logisch in elkaar. De personages zijn van vlees en bloed en hebben eigen levens, die niet overdreven sterk zijn uitgewerkt, maar wel voldoende. Die personages zijn voor een groot deel Chinees, en laat dat nu net ook een verfrissend aspect van Liu’s boeken zijn. Die culturele achtergrond die niet de onze is noopt de vertaler om geregeld een voetnoot toe te voegen, maar verrijkt het verhaal. Toch schrijft Liu opvallend Westers. Hij verwerkt Bijbelse citaten in zijn boek en voorziet dat Chinees en Engels samen de nieuwe standaardtaal van de planeet zullen gaan uitmaken, bijvoorbeeld. De Chinezen in dit boek zijn ook opvallend goed op de hoogte van de Westerse geschiedenis, kunst en literatuur. Maar ook dat is heel realistisch. Gelet op hoe China van een gesloten land op relatief korte tijd geëvolueerd is naar een land met een blik op de wereld gericht, zou het maar vreemd zijn als het China van over tweehonderd jaar níet in die richting geëvolueerd was.
De voorgaande paragraaf verraadt al iets over de periode waarin het boek zich afspeelt. Het begint kort na de ontdekking van de komst van de Trisolarians, rond 2008 van onze jaartelling, en loopt tot 213 jaar erna, als dit buitenaardse ras zowat halfweg is op zijn reis richting aarde. De reis is halfweg, maar toch weet Liu aan dit boek een einde te breien. Wie de trilogie beu is, zou er in principe op dit punt mee op kunnen houden. Maar welke fan wil dat? De toekomst die Liu geschapen heeft, is zo uitdagend dat het alleen maar prettig is om vast te stellen dat het derde deel met meer dan 700 bladzijden nog een stukje dikker is. We kunnen niet anders dan benieuwd uitkijken naar wat Liu in Death’s end nog meer bedacht heeft.
2
Reageer op deze recensie