Soms heel sterk, soms langdradig, samen een lastig evenwicht
Richard Powers (1957) schrijft ondertussen al drieëndertig jaar maar bouwde in aantal niet echt een indrukwekkend palmares op. Hij neemt zijn tijd en doet gemiddeld zo’n drie jaar over elk boek. De laatste twee boeken lieten ieder zelfs nog iets langer op zich wachten. Op Tot in de hemel was het vier jaar wachten en hierin zet Powers een boompje op over … bomen. Voor de Nederlandse vertaling zorgde Jelle Noorman. De timing voor de vertaling is perfect, want amper een maand na publicatie raakte bekend dat het boek op de shortlist staat voor de Man Booker Prize 2018.
Negen personen groeien op, sommigen met, sommigen helemaal zonder bomen. Toch wordt ieders leven door bomen beïnvloed. Zo is daar Mimi Ma, wier Chinese vader een moerbei plantte in de tuin die veel voor haar ging betekenen. Nick Hoels overgrootvader besloot om een bepaalde kastanje elke maand op dezelfde dag te fotograferen en zijn nakomelingen zetten die traditie verder. Zelf wil Nick een takkenkunstwerk maken dat vanuit de ruimte zichtbaar is. Patricia Westerford is een biologe die ontdekt dat bomen met elkaar kunnen communiceren, maar ze wordt door collega’s weggehoond. Neelay Mehta is de zoon van een Indische migrant die gefascineerd is door computers. Een val uit een boom doet hem in een rolstoel belanden en hij wijdt zich vanaf dan fanatiek aan het programmeren van een verslavend computerspel. Uiteindelijk raken meerderen onder hen betrokken bij de strijd om het behoud van de weinige oerbossen die in Amerika nog resten.
Het boek is in vier delen opgesplitst: ‘Wortels’, ‘Stam’, ‘Kruin’ en ‘Zaden’. In ‘Wortels’ worden de negen personages voorgesteld. En dat gebeurt uitvoerig! Bijna 200 bladzijden reserveert Powers hiervoor. Omdat de personages elkaar niet kennen, gebeurt de voorstelling in acht afzonderlijke verhalen die samen wel een kortverhalenbundel lijken te vormen. Slechts acht verhalen, want Ray Brinkman en Dorothy Cazaly krijgen samen één verhaal. Hoewel Powers vrij afstandelijk en vertellend schrijft, alsof de personages er zelf niet bij zijn, vormt ‘Wortels’ een zeer boeiend boekdeel. Afwisselend ook, want geen twee personen lijken op elkaar en allen hebben ze een wat apart verhaal.
In ‘Stam’ gaan de personages elkaars verhaal betreden. Enkelen onder hen ontmoeten elkaar als ze toevallig samen gaan strijden voor het behoud van een bijzonder oude boom. Powers voert vanaf hier een stijlbreuk door. Dit deel is één lang – negende – verhaal dat niet meer gaat over de groei van de personages. Zij worden meer uniform, terwijl de bomen net meer diversifiëren tot kastanje, moerbei, den. Powers hamert meermaals op het belang van bomen en de verwoestende invloed van de mens. Het wordt erg somber allemaal, een klaagzang, maar Powers kan helaas niet verweten worden dat hij die dingen uit zijn mouw schudt.
Vanaf ‘Kruin’ maakt Powers een sprong in de tijd, met oudere personages die hun naïviteit zijn verloren en weer hun eigen weg zijn gegaan, hopende dat hun verleden als ‘ecoterrorist’ hen nooit in zal halen.
‘Zaden’ tenslotte is het deel van de hoop. Powers is nochtans niet meteen hoopvol voor de toekomst van de bomen. Maar hij ziet heil in artificiële intelligentie. Waar de vorige drie delen realistisch zijn, zet Powers hier een heel klein stapje richting sciencefiction. Hij denkt een mogelijke toekomst uit en laat die los op de lezer.
‘Wortels’ zal een ander lezerspubliek aanspreken dan ‘Stam’ en ‘Kruin’, en ‘Zaden’ staat ook weer wat apart. Dat maakt het boek bijzonder rijk voor de liefhebber van uitdagende en onvoorspelbare literatuur. ‘Wortels’ is het meest divers en haalt een hoog niveau, maar dat wordt in de resterende tweederden niet meer gehaald. Powers start overtuigend aan dit originele en potentieel boeiende verhaal, maar wordt daarna bij vlagen langdradig, en het nut van enkele verhaallijnen blijft twijfelachtig. Hoewel het boek de mensen achter de Man Booker Prize is opgevallen, kan Powers maar ten dele overtuigen.
Reageer op deze recensie