Twaalf mensen maakt twaalf verschillende vaders
Voor Vaders & zonen trok Jeroen Siebelink (1968) op pad, volgde en interviewde twaalf vaders en hun zonen, en maakte een portret over het vaderschap. Nu ja, zonen … sommige zonen blijken dochters te zijn. De titel van het boek dekt de lading bijgevolg niet helemaal. Sommige kinderen zijn ook nog te jong om te worden geïnterviewd en komen daarom zelf niet aan het woord. Niet erg, want het geeft de portretten diversiteit. Verschillende soorten vaders komen aan bod. Er zijn bezorgde vaders, strenge vaders, zorgeloze vaders, afwezige vaders en nog een handvol andere types. Allen bouwden ze een eigen band op met hun kinderen en zoveel vaders als er zijn, zoveel verschillende relaties ook. Soms vertelt de vader zelf niet zo heel erg veel maar is het vooral het kind dat aan het woord is. Want stille vaders, die bestaan ook.
De vaders in kwestie zijn Jan Siebelink (Jeroens eigen vader), Gerard Spong, Marc Lammers, Bart Chabot, Bart van der Weide, Gert Jakobs, Eric Schneider, Alex Pastoor, Felix Maginn, Rik Launspach, Henny Vrienten en P.F. Thomése. Zo goed als allemaal zitten ze in de muziek of in de sport, of schrijven ze, en hebben ze succes (gehad). Dat maakt van hen in principe BN’ers, wat niet wegneemt dat niet alle namen noodzakelijkerwijs een belletje doen rinkelen. Maar ook dat is niet erg want je hoeft de vaders niet te kennen om iets waardevols te halen uit de stukjes.
“Opvoeden is voorleven. [Uit het portret van Bart Chabot.]”
De vaders zijn natuurlijk zelf ook allemaal zoon van een vader (geweest) en sommigen praten daar ook over. Het is leerrijk om te lezen of dat hun omgang met hun eigen kinderen beïnvloed heeft of niet. De ene vader heeft bewuster over het vaderschap nagedacht dan de andere, of doet dat nog steeds. Het is mooi om de onderlinge relaties te zien evolueren. De vader die eerst een superman is, later van zijn voetstuk valt, in conflict komt met zijn kind, waarna de twee toch stilaan weer naar elkaar toegroeien. In zo goed als elk stuk zie je die evolutie terugkomen. Soms raakt de vader-zoon-rol zelfs omgedraaid: zonen van een aantal vaders zijn zich mettertijd zorgend of beschermend gaan opstellen naar hun vader toe, meestal toen deze wat ouder werd.
“Aan papa ben ik nu gewend. Naar zo’n man ga ik op zoek. [Rik Launspachs dochter over haar vader.]”
Siebelink is erin geslaagd de portretten iets intiems mee te geven. De meeste vaders schijnen zich niet ongemakkelijk te hebben gevoeld bij de totstandkoming ervan, en dus wordt er vrijuit gesproken. Wie zelf vader is, zal regelmatig dingen herkennen. Confronterend is dat soms, maar ook geruststellend. Uiteindelijk doen ouders maar wat, en hopen ze dat dat het juiste is. Meestal komt dat gewoon goed, ook in dit boek.
“De redenaar die in rechtszalen anderen snel overtuigt van zijn gelijk, heeft machteloos moeten toezien dat dit bij zijn zoon helaas niet zo werkte. [Uit het portret van Gerard Spong.]”
De achtergrond van elke vader wordt steeds duidelijk door Siebelink uitgewerkt zodat je weet in welk milieu de vader-zoonrelatie gegroeid is. In een aantal gevallen besteedde de schrijver te veel aandacht aan wat de vader beroepshalve doet of gedaan heeft, en zien we die vader-zoonrelatie te weinig. Dat is jammer, want omdat het BN’ers zijn, kunnen we dat aspect van hun leven al op Wikipedia lezen. Daar hebben we dit boek niet voor nodig. De fijnste stukken in het boek zijn dan ook deze waarin vader en kind veel met elkaar praten over de vaderrol. Je voelt dan soms de liefde tussen beiden, of het respect, maar soms ook de conflicten en dan wordt het even pijnlijk. Dan zijn de vaders op hun kwetsbaarst. Siebelink heeft er goed aan gedaan dat niet te verbloemen. Het maakt de portretten alleen maar eerlijk en lezenswaardig.
Reageer op deze recensie