Een ideaal leesclubboek met sterke en zwakke momenten
Een oude dame die zichzelf per ongeluk op zolder opsluit. Een jonge knaap wiens vader zingt op een cruiseschip terwijl zijn moeder met de gasten van hun B&B slaapt. Een zwarte man die zijn blanke minnares de bons geeft omdat zijn vrouw een kind verwacht. Polly-Jeanneke. De broers Ricky en Rob. Wat hebben al deze personages met elkaar gemeen?
Om hierop een antwoord te geven, heeft Caro Van Thuyne (1970) een heel boek nodig en dat is Wij, het schuim geworden, een debuutbundel vol kortverhalen die zich allemaal afspelen in het fictieve dorpje Zoutaerde. Elk verhaal staat op zichzelf en belicht één welbepaalde, vaak levensbepalende gebeurtenis in het leven van een personage. De oude dame die zichzelf opsluit, tekent hiermee meteen haar doodvonnis. De jongen die ontdekt dat zijn moeder zijn vader bedriegt, reageert zich af op zijn kat. De blanke minnares die de bons krijgt, besluit het hier niet bij te laten en ziet wel potentieel in het keukenmes.
Zelden vindt men een boek waarin zoveel stijlen door elkaar worden gebruikt. Het ene verhaal is een ik-vertelling, het andere is opgevat als een muzikaal toneelstuk zonder koor omdat alle zangers toevallig tegelijk buikgriep hebben, nog een ander verhaal is een vertelling in de derde persoon. Er is een verhaal dat deels verteld wordt door het schuim op het water. 'Lepeltjesgewijs' is dan weer in twee gesplitst. Soms spreekt de schrijfster de lezer ook even rechtstreeks aan. Deze melange van stijlen geeft het geheel iets onwezenlijks.
Van Thuyne heeft nog meer in petto. Het boek is ook nog eens opgevat als een vinyl langspeelplaat, met een A- en een B-kant. De A-kant bevat zes verhalen, de B-kant vijf, en er werd ook nog een bonustrack toegevoegd. Alhoewel dat in het begin helemaal niet duidelijk is, gaat men na enkele verhalen toch te vermoeden dat deze elpee een conceptalbum is en geen potpourri van twaalf losse nummers. Vanaf de B-kant gaan de verbanden steeds meer ontluiken en komt er lijn in dit schijnbare allegaartje aan onderwerpen en stijlen. Uiteindelijk, als het boek uit is, blijkt alles in elkaar te zijn geklikt en is de chaos een geordende eenheid geworden.
Nu ja, “alles” is misschien wat overdreven. Driekwart van de verhalen laat zich vlot inpassen, en dat zijn typisch degene die goed genoeg zijn om ook zonder het overkoepelend geheel stand te houden. Toch valt niet te negeren dat enkele wat vreemdere verhalen in deze bundel zweverig en ongrijpbaar blijven. Daarvan blijft men zich afvragen of ze nu goed waren of niet. Het besef dat alles samenhoort tilt het boek meteen naar een niveau hoger, maar door de aard van de verhalen komt dat besef vrij laat in het boek en het is niet ondenkbaar dat een percentage lezers dan al heeft afgehaakt.
Het gebruik van te veel Engels is storend. Een Nederlandstalig schrijfster behoort fier te zijn op de taal waarin ze schrijft en zou niet die drang moeten voelen om een overdaad aan Engelse woorden te gebruiken. Zelfs het dankwoord op het eind heet hier (thanks) en wat kanttekeningen van de schrijfster worden (sleeve notes). Hoewel schrijvers ideaal gepositioneerd zijn om tegengewicht te bieden aan de toenemende verengelsing, neemt Van Thuyne, die in dit boek nochtans bewijst dat ze heel vlot en comfortabel met onze taal speelt, die rol niet op zich.
Wij, het schuim is zonder twijfel te vergelijken met een elpee die steeds beter wordt en die niet al zijn geheimen van bij de eerste beluistering prijsgeeft. Maar een boek wordt geen twintig keer herlezen en het excentrieke en experimentele wringt toch net een keer te vaak. Dat tempert het enthousiasme uiteindelijk wat. Omdat dit boek vele analyses en overdenkingen mogelijk maakt, is het in ieder geval zeer geschikt voor een leesclub.
Reageer op deze recensie