Originele aanpak, maar niet overtuigend genoeg
Drie vrouwen en een man vormen samen de woongroep Klank en Licht. Melodie en Elisabeth zijn zussen, en bij hen wonen ook nog Muriël en Petrus. Op een dag zegt Elisabeth bij thuiskomst: ‘Ik kan niet meer. Ik ben op.’ Ze gaat liggen, raakt bewusteloos, en sterft enige tijd daarna zonder nog bij te komen. Ze is totaal uitgeput, uitgehongerd. Ook de andere drie zijn graatmager en hebben zo te zien al heel lang niet meer fatsoenlijk gegeten. Omdat de bewoners nalieten medische hulp voor Elisabeth in te roepen, besluit de politie de woongroep aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Gerda Blees (1985) publiceerde in het verleden al een verhalenbundel en een poëziebundel. Als romanschrijfster debuteert ze zodoende met Wij zijn licht. De interesse voor poëzie die de schrijfster aan de dag legt, sijpelt door in het boek. Niet dat er rijm of ritme in de teksten gebracht is. Maar het spelen met taal en compositie, een aspect waarmee in de dichtkunst graag geëxperimenteerd wordt, is ook hier nooit ver weg. Alleen al de niet-alledaagse vertelperspectieven zijn daar bewijs van.
Elk van de vijfentwintig hoofdstukken wordt verteld door een bijzondere wij-verteller en die is nooit tweemaal dezelfde. ‘Wij’ is de ene keer een persoon of groep, dan weer een voorwerp, soms ook een abstract begrip. In het eerste hoofdstuk is ‘wij’ de nacht, daarna is het de plaats delict, dan het dagelijks brood, dan de buren, enzovoorts. Bij aanvang van elk hoofdstuk stelt de verteller zichzelf voor, waarna deze een eigen licht werpt op een stukje van de gebeurtenissen. Alle vertellers hebben specifieke sterktes en zwaktes waardoor de ene dingen over het hoofd ziet die de andere net opvallen, of die soms belangrijk, dan weer banaal geacht worden. Hierdoor krijgt de lezer een wel heel unieke kijk op de woongroep en op wat hier precies is voorgevallen.
Het onderzoek door de politie naar een eventueel misdrijf, of sporen van nalatigheid, is eigenlijk bijkomstig in dit boek. Dit is geen misdaadroman. De gebeurtenissen vormen wel een rode draad doorheen het boek, maar de schrijfster gebruikt dit gegeven voornamelijk als excuus om de andere drie bewoners in eenzame afzondering te kunnen plaatsen tijdens de verhoren, waardoor ze verplicht worden na te denken, te reflecteren. Ze kijken in gedachten terug op wat is voorafgegaan en herbeleven de omstandigheden waardoor de woongroep samen is gekomen, hoe ze hebben geleefd, en welke lessen daaruit geleerd werden.
De roman wordt op de achterflap aangeprezen als beklemmend en tegelijk hoogst vermakelijk. Beklemmend is hij in ieder geval. Je voelt meteen aan dat het samenspel tussen de bewoners niet zo harmonieus is als de naam van de woongroep laat vermoeden. Door de zweverigheid en de tolerantie heen zit voortdurend iets dwingends dat de zwakkeren verplicht zich aan het gedachtegoed van de sterkeren aan te passen. De bewoners overtuigen zichzelf en de anderen ervan dat ze goed bezig zijn, maar ze voelen het niet allemaal zo aan. Of dat ook vermakelijk is, is nog maar de vraag.
Niet elke ‘wij’ leent zich tot een even boeiend betoog. Sommige passages zijn goed gebracht, andere zijn langdradig. Samen houden ze de balans in evenwicht waardoor het boek noch uitgesproken goed, noch uitgesproken slecht uitvalt. Gezien het enorme aanbod aan literatuur vandaag de dag, is zo’n boek daarom simpelweg niet goed genoeg om op te vallen. Het is geen verhaal waar men zich doorheen hoeft te slepen – het laat zich vlot lezen – maar het wekt na een leesonderbreking ook niet de onweerstaanbare drang op om het weer op te pakken. Blees beheerst de kunst en technieken van het schrijven, durft buiten de platgetreden paden wandelen, maar met Wij zijn licht plukt de schrijfster daar nog niet de vruchten van.
Reageer op deze recensie